Leuven, tienen en Halen (4)
Van Heverlee tot Leuven

 

Klik op de foto voor een vergroting

De herbouwde Bibliotheek van Leuven in de avondzon. De oude bibliotheek overleefde de eerste dagen van Duitse bezetting niet. In de nacht van 25 op 26 augustus 1914 staken Duitse troepen de universiteitsbibliotheek in brand. Bijna duizend handschriften, 800 incunabelen en 300.000 boeken gingen in vlammen op. Door de verlaten straten vlogen half verbrande bladzijden tot in de weilanden buiten de stad. Heel de geallieerde wereld was ontzet. De eerste grote gruweldaad van de Duitse bezetter zou de toon zetten voor een haatcampagne tegen het Teutoonse barbarisme.

Boven de toegangsdeuren van de uit de as herrezen bibliotheek kijkt koning Albert op het plein voor het gebouw.

In de muren van de bibliotheek zijn de scholen te vinden die de wederopbouw na de Grote Oorlog mogelijk hebben gemaakt. Onder hen opvallend veel Amerikaanse scholen.

Heverlee, ten zuidwesten van Leuven, heeft een trots dorpsmonument.

Op het nieuwe kerkhof van Leuven staat dit imposante monument voor de slachtoffers van de Grote Oorlog.

Aan beide zijden van het monument zijn tunneltoegangen gemaakt naar een crypte eronder.

De graven van Belgische oorlogsveteranen zijn hier en daar voorzien van dit symbool. Het kistje bevat de aarde van de oevers van de IJzer.

Voorbeeld van IJzerveteranen.

Detail van het monument; duidelijk waarneembaar zijn de loopgraven.

Aan de noordkant zijn enkele Britse graven te vinden, hoofdzakelijk uit 1918.

De plot op de nieuwe begraafplaats van Leuven.

Aan de Geldenaaksevest (de rondweg) van Leuven is een prachtig monument te vinden voor Leon Schreurs. Guillaume Jean Léon Scheurs (Sint-Jans-Molenbeek, 10 februari 1888 - Leuven, 19 augustus 1914) was een Belgisch soldaat die bekendheid verwierf door zijn dood in de Eerste Wereldoorlog.

Léon Scheurs werd geboren als zoon van een Nederlandse vader, afkomstig uit Roermond en een Belgische moeder uit Aalter. In 1907, toen hij meerderjarig werd, werd hij voor de keuze gesteld welke nationaliteit zou aannemen. Hij koos voor de Belgische nationaliteit en deed zijn dienstplicht bij het Belgisch leger.

Bij het begin van de oorlog werd hij opgeroepen en ingedeeld in het 6e Linieregiment. Bij de terugtrekking uit Leuven raakte hij gescheiden van de rest van zijn regiment, maar koos ervoor om stand te houden in Leuven. Aan de Tiensepoort in Leuven wist hij vijf Duitse soldaten neer te schieten alvorens zelf dodelijk getroffen te worden. Dit wapenfeit deed hem de geschiedenis ingaan als "de laatste verdediger van Leuven".

Een deel van de ring rond Leuven werd naar hem vernoemd uit eerbetoon, de Léon Schreursvest.

De plaats van het monument tussen het groen van de Leuvense ring.

Met de oprichting van het "martelarenmonument" in 1923-1925 wilde het stadsbestuur op waardige en ostentatieve wijze eer betuigen aan de talrijke burgers die volgens de Belgische versie onschuldig door de Duitsers gefusilleerd werden tijdens de augustusdagen van 1914.

Architect A. de Bondt, wiens ontwerp bekroond werd in de openbare wedstrijd van 1921, concipieerde het monument als een representatief en indrukwekkend gedenkteken met eigentijdse vormgeving gekenmerkt door een strakke geometrische lijnvoering en een gestileerde ornamentiek in de lijn van de art deco. Als constructiemateriaal werden betonsteen en witte natuursteen verwerkt.

Voor de monumentale sculpturale uitwerking tekende Marcel Wolfers (Elsene 1886 - Corroy-le-Grand 1976), gekend beeldhouwer en bedreven in de toegepaste kunsten (onder meer als lakwerker en medailleur). Hij was de zoon van de gerenommeerde art nouveau beeldhouwer en zilversmid Philippe Wolfers, was leerling van Isidore de Rudder aan de Academie voor Schone Kunsten te Brussel en werd voorzitter van de "Société Belge des Métiers d'Art". Behoudens zijn inbreng in andere oorlogsmonumenten en standbeelden (onder meer te Sint-Pieters-Woluwe en Trazegnies), nam hij ook deel aan de belangrijke "Exposition Internationale des Arts Décoratifs" te Parijs in 1925.

Op een driezijdige massieve sokkelvormende onderbouw met afgeschuinde hoeken - eertijds omringd door een waterbekken en beplant ter hoogte van het platform -, fungeert een tweede kleinere en dwars geplaatste driehoekige basis als voetstuk voor de 20 m hoge zeszijdige obelisk.

Bronzen platen, waarin de namen van de slachtoffers zijn ingegrift, omkaderen een rechthoekige toegangsdeur in het onderste basement zijde station. Op de thans begroende overige zijden prijkten eertijds laagreliëfs met uitbeelding van de invasie en de wederopbouw van Leuven, in 1940 door de Duitsers evenwel gesupprimeerd en vervangen door een cementlaag. De afgeschuinde en gelede hoeken fungeren als fonteinen met bekkens geschraagd door drie leeuwenparen.

Erboven stellen de drie taferelen van het tweede basement de gedeporteerden en vluchtelingen (stadszijde), de gefusilleerde burgers (zijde Diestsevest) en de triomfantelijke terugkeer van de soldaten (zijde Tiensepoort) voor. In de geknikte hoeken symboliseren naakte vrouwenfiguren de lijdende Victories. Verticaal oplopende meerledige profielen accentueren nog de rijzige obeliskvormige herdenkingszuil, in de top doorbroken door lichtopeningen.

Bovenaan schragen consoles drie imposante beelden - oorspronkelijk verguld -, nl. een moeder met kind, een krijgsman met zwaard en een barbaar in verdedigingsstand, personificaties van respectievelijk de Hoop, de Gerechtigheid en de Vaderlandsliefde. In het versmallend getrapt topstuk tenslotte een baken, oorspronkelijk bedoeld voor de eeuwig brandende vlam.

Alle panden die in de augustusdagen van 1914 in de as werden gelegd zijn tegenwoordig voorzien van een gedenksteentje, waarop dolk, vlammen en het jaar 1914 prominent aanwezig zijn.

Aan de Dirk Boutslaan in Leuven heeft Albert 1 een ereplekje.

In Veltem-Beisem, ten westen van Leuven, ligt aan de drukke doorgaande weg een verzorgde Belgische begraafplaats.

De begraafplaats van Veltem-Beisem werd in de periode 1925-1926 aangelegd, door de concentratie van graven uit de omgeving. Nu liggen er 904 Belgen op deze verzamelbegraafplaats begraven, waarvan er 239 niet meer geïdentificeerd konden worden. Op historische foto’s is te zien hoe er aanvankelijk haagjes aangeplant waren tussen de rijen graven, maar die zijn net als het gros van de andere aanplantingen op de begraafplaats verwijderd.

Het merendeel van de doden viel bij de gevechten bij Haacht, Wespelaar, Keerbergen, Werchter en Rotselaar tijdens de Eerste (24-26 augustus 1914) en Tweede (9-13 september 1914) Uitval uit Antwerpen. Op 18 augustus 1914 had Koning Albert beslist om het Belgische leger terug te trekken in de vesting Antwerpen. Hij zette zijn troepen wel in voor grootscheepse uitvallen uit Antwerpen tegen de langgerekte, zwak verdedigde noordflank van het Duitse leger, om de druk op de Franse en Britse troepen meer zuidwaarts te verlichten.

Herent, dorpsmonument.

Wijgmaal, de plaatselijke begraafplaats.

67 Belgische militairen rusten hier langs de muren van de oude begraafplaats. Ze vielen bijna allemaal op 12 september 1914 tijdens een van de uitvallen uit Antwerpen.

Prachtig gedenksteentje in Wijgmaal. De jongste soldaat was pas 16.

In 1935 werd het monument, dat hulde brengt aan de gesneuvelden van het 5de en 25ste Linieregiment, opgericht aan de 5de Liniestraat, ongeveer 200 meter west van Molen, ter herdenking van de slag aldaar. De oprichting van de meeste monumenten werden door de verschillende verbroederingen zelf bekostigd en onderhouden. Het is ook in die geest dat het monument te Rotselaar werd opgericht.
In september 1948 werd door de toenmalige gemeenteraad van Rotselaar beslist om de Slag aan de Molen te herdenken door een straat naar het 5de Linieregiment te noemen. Op de straatnaamplaat werd tevens vermeld: “Slag aan de Molen, 12 september 1914”. Op 26 september 1948 werd de 5de Linieregimentstraat officieel ingehuldigd. De gemeente Rotselaar aanvaarde het peterschap over het 5de Linie op 9 september 1990.

De tekst op het monument. De slag om Molen vond plaats tijdens de zogenaamde tweede uitval uit Antwerpen.

Gegraveerde namen van de slachtoffers, naast het monument.

De kerk van Rotselaar. Een fraaie plaque met Belgische leeuw siert de gevel.

Wespelaar, eveneens een gemeente in de vuurlinie tijdens de tweede uitval uit Antwerpen.

Het monumentje gedenkt het 11e linieregiment dat hier medio september 1914 de Duitse flank aanviel.

In Gelrode is een singel genoemd naar pastoor Dergent.

Dergent probeerde in de augustusdagen van 1914 drie gewonden in veiligheid te brengen. Het plan mislukte, Dergent werd gefolterd en vermoord. E. H. Dergent werd geboren te Geel 15 Aug. 1870, was pastoor te Gelrode 13-11-1913, en werd vermoord te Aarschot 27 Aug. 1914. Zijn lichaam werd opgevist aan de Demerbrug 2 Sept. 1914

Passend besluit aan het Leuvenbezoek met een plaatje van een van de beeldhouwwerken van het oude stadhuis van Leuven.

 

-V-

Terug naar top