De Somme in beeld (21)

Longueval.

 

Klik op de foto voor een vergroting

Een tweede riddervenster verwijst opvallend genoeg in het Engels:

Eglise Paroissiale Longueval bevat enkele fraaie vensters in glas en lood die naar de oorlog verwijzen. De tekst onder deze ridderfiguur luidt:
 "En souvenir des enfants de Longueval tombés au champ d'honneur"
 

"In memory of those of British soldiers who fell in Longueval."

Het interieur van eglise Paroissiale Longueval.

In de Mairie van Longueval zijn veel herinneringen te vinden aan haar oorlogsverleden. Awards, hoofddeksels en een miniatuur van Longueval's beroemdste monument (the piper) staan her en der op de kasten in de centrale zaal.

Herinneringen aan het football monument ten oosten van Longueval prijken in het stadhuis.

Fotolijst t.g.v. de 90ste herdenking van de slag om Delville Wood. Saillant detail is dat hier in 1916 uitsluitend door blanke soldaten werd gevochten.

Op 20 juli 2002 werd een nieuw monument onthuld in het dorp Longueval. Het is opgedragen aan alle doedelzakspelers die tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn gesneuveld, ongeacht ras of eenheid. Veel doedelzakspelers bleven spelen ondanks wonden en altijd met minachting voor de storm van granaten en kogels die om hen heen viel.
 
Op de ADANAC-begraafplaats in de buurt van Courcelette ligt het graf van Piper James Richardson VC die op 8 oktober 1916 zijn 16e bataljon Canadian Infantry in actie speelde bij Mouquet Farm. Later die avond, nadat hij had geholpen bij het binnenbrengen van gewonden, werd hij gedood toen hij zijn pijpen probeerde terug te halen.
 
Longueval was het toneel van zeer zware gevechten door de 9e (Schotse) Divisie tijdens de Slag aan de Somme in juli 1916. Binnen de Divisie was de Zuid-Afrikaanse Brigade opgenomen die hun beslissende moment in Delville Wood had.
 
Gebeeldhouwd door Andy De Comyn stelt het een doedelzakspeler voor in volledige gevechtskleding, kilt en tinnen helm die op en over de borstwering van een loopgraaf klimt en de mannen aanmoedigt met het geluid van zijn pijpen.
 
De plaquettes rond de voet van het beeld tonen de regimenten die een doedelzakspeler verloren.

De centrale zaal van de mairie van Longueval. Op de tafel ligt een plaque die eerder in de plaatselijke kerk heeft gehangen.

De plaque ter ere van de New Zealand Division.

De burgemeester van Longueval met Bea, mijn vrouw en reisgenoot. Hier worden restanten van vuurwapens getoond, gevonden in de omgeving.

De zaal met aan weerszijden kasten met herinneringen.

Het Croix de Guerre, vereeuwigd in een glas in lood raam boven de entree.

Op 20 juli 2002 werd een nieuw monument onthuld in het dorp Longueval.
Gebeeldhouwd door Andy DeComyn uit Birmingham, Engeland, werd het drie meter hoge monument op het dorpsplein van Longueval opgericht op 20 juli 2002. Het is zoals eerder beschreven opgedragen aan alle doedelzakspelers die tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn gesneuveld, ongeacht ras of eenheid. 120 pipers en drummers uit verschillende landen speelden op de inwijdingsceremonie.

Fraaie symbolische afbeelding in het gemeentehuis van Longueval.

Naast de gemeentelijke begraafplaats van Longueval en op slechts honderd meter afstand van Delville Wood staat het Professional Footballers Memorial, dat op 21 oktober 2010 om 11.00 uur werd onthuld door Greg Clarke, voorzitter van de Football League. Het monument is ter nagedachtenis aan de professionele voetballers die hebben gediend bij het 17th & 23rd Middlesex Regiment.
 
 

Er ontstonden verhitte debatten over profvoetballers en waarom ze zich niet meldden om voor King and Country te vechten. Grote delen van de pers beschuldigden de spelers ervan onpatriottische oplichters te zijn die hun eigen belangen voor die van hun land stelden. Iets meer dan vier maanden lang stonden zowel de spelers als de fans voor de vraag of ze gewoon door moesten gaan, terwijl anderen de dodelijke gevolgen van de oorlog moesten dragen.
 
?

Bij het uitbreken van de oorlog in augustus 1914 beantwoordden jonge mannen de oproep tot de wapens door de nieuw benoemde staatssecretaris van oorlog, Lord Kitchener. Honderdduizenden jonge mannen van alle rangen en standen gingen het leger in. De meeste sportcompetities en wedstrijden werden afgelast omdat de oorlog prioriteit kreeg. De voetbalbond besloot door te gaan met het seizoen 1914/15 in de overtuiging dat de oorlog snel zou gaan en mogelijk zoals sommige anderen dachten dat het voor Kerstmis voorbij zou zijn.
 

De voetbal op het monument als universeel symbool.

Verwijzing naar het Zuid Afrikaanse memorial even verderop in het Delville Wood.

Een kleine plaque ter gelegenheid van 100 jaar slag om Delville Wood is aan de lokale cimetiere bevestigd.

5523 Brtise graven zijn te vinden op Delville Wood Cemetery, een uitgestrekte begraafplaats tegenover het Zuid Afrikaanse memorial in Delville Wood.

Het zuid-Afrikaanse monument werd gebouwd naar een ontwerp van de architect Herbert Baker en ligt recht tegenover Delville Wood Cemetery. Het bestaat uit een gebogen muur, opgebouwd uit gekloven vuurstenen, met aan beide uiteinden een schuilgebouw. In het midden staat een poortgebouw met een koepelvormig dak waarop een bronzen sculptuur staat dat een paard met twee mannelijke figuren (Castor en Pollux) voorsteld.
Centraal staat een stenen altaar ter nagedachtenis aan alle Zuid-Afrikaanse slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog.
De namen van de meer dan 10.000 slachtoffers worden hier niet vermeld maar ze staan wel samen met de vermiste Britse strijdkrachten op de verschillende monumenten voor de vermisten (Memorial to the Missing) op andere locaties. Ten noorden van het monument bevindt zich het Delville Wood Commemorative Museum. Hierin wordt een register bewaard waarin de namen van de vermisten genoteerd staan. Het monument werd op 10 oktober 1926 door de weduwe van generaal Louis Botha ingehuldigd.

Delville Wood Cemetery is na de Eerste Wereldoorlog aangelegd door in de omgeving verspreide kleinere begraafplaatsen samen te voegen.

Cross of Sacrifice op Delville Wood Cemetery.

Drone opname van het zuid-Afrika paviljoen en Delville Wood Cemetery.

Gelegen aan de rand van de kleine weg die leidt van Ginchy naar Flers, vlakbij de gemeentelijke begraafplaats, is dit graf dat van twee territoriale soldaten die stierven in september 1914, tijdens de race naar de zee.
De tekst luidt: "Ter nagedachtenis aan Georges Lejoindre, Georges Pfister en hun kameraden van het 18e territoriale infanterieregiment (oorspronkelijk uit Evreux), die sneuvelden op het slagveld bij Flers en Ginchy, 26 september 1914" . Betreffende G. Lejoindre, wiens voornaam in feite Pierre zou zijn, met Georges als tweede naam, werd geboren op 6 april 1878 in Parijs, en sneuvelde in Ginchy: "Soldaat in de 18e RIT, stierf voor Frankrijk op 26 september 1914 op de leeftijd van 36 jaar oud. Militaire medaille. Croix de guerre ". En voor Georges Pfister, geboren 15 juli 1876 in Parijs, vermoord in Flers: "Sergeant in het 18e R.I.T., stierf voor Frankrijk op 26 september 1914 op 38-jarige leeftijd. Militaire medaille. Croix de guerre".
 
 

Ten zuiden van Longueval langs een onverharde weg is dit monument te vinden voor Georges Lejoindre, die diende in de 18e RTI en sneuvelde op 26 september 1914.

Het 1e en 2e bataljon gingen toen de linie binnen, met het doel heuvel 154, tussen Ginchy en Lesbœufs, die ze bereikten en vervolgens passeerden. 's Avonds, na een zware dag vechten, stonden de dorpen Lesbœufs, Morval, Ginchy en Longueval in brand.

Op de ochtend van 26 september 1914 kreeg het 18e territoriale infanterieregiment, dat zich sinds de avond ervoor in Grandcourt en Le Sars bevond, het bevel om op te trekken naar Lesbœufs, een door de Duitsers bezet dorp. Het 3de bataljon kreeg de opdracht om naar voren te stormen en de abdijhoeve zonder problemen te bereiken, maar toen het rond het middaguur uit Flers tevoorschijn kwam, werd het door zeer intens vijandelijk artillerievuur begroet.

 

-V-

Terug naar top