DAGBOEK VAN EEN REIS
(navigeer door op de link te klikken naar het gewenste dagboek)
In den beginne
Lezen en beelden
Verder dan lezen
zien en beleven
september 2005: Op reis
De IJzer
Ieper
Armentières-Arras
Arras-Cambrai-St.Quentin
De Somme
De Marne
Chemin des Dames
|

|
Mei 2006: Het Franse front
Champagne
Verdun
De St.Mihiel-saillant
Lorraine
zomer
2006: Nederland
September 2006: De Vogezen
Thann-grens
mei
2007: Nieuwpoort-Arras
september
2007: Picardie
2007-2008: Australië
|

|
2009: de Marne herbezocht
2009: de slag aan de grenzen
2010: België
Augustus 2010: Luik en omstreken
September 2010: De Ardennen
Juli 2011: Charleroi, Namen en Dinant
September 2011: Mons
Augustus 2012: Brussel
September
2012: Ieper
April 2013: Artois, Arras
juli 2013: Leuven, Halen, Tienen
|

|
augustus_2013: Westhoek
september 2013: Cambrai
mei 2014: De Saint Mihiel
Saillant
oktober 2014: Argonne
oktober 2015: Champagne
Oktober 2015: Chemin des Dames
Mei
2016: Somme en Aisne
mei 2017: de zuidelijke Vogezen
September 2017: de centrale
Vogezen
|
|
In den beginne
De Tweede Wereldoorlog had mij al van jongs af aan in
zijn greep. Ik kende de campagnes, noemde de generaals en herkende vrijwel
alle materieel dat is gebruikt.
Jarenlang las en keek ik me al door stapels boeken en films, ik bezocht
slagvelden en wist me een verdienstelijk amateur. Maar steeds meer werd
duidelijk dat ik me op het laatste hoofdstuk in het geschiedenisboek
oriënteerde; niet op het eerste.
De Tweede Wereldoorlog had een fundament dat ik tot begin deze eeuw over het
hoofd zag. De wortels, de echte schade, liggen in de jaren 1910-1920, en soms
zelfs al daarvoor.
De bulk van de Europese brandhaarden in de 20ste eeuw vindt hier haar
oorsprong: de Balkan, het Midden-Oosten, het Oostblok, het communisme...maar
ook gelouterde zaken als vrouwenemancipatie, een versnelde ontwikkeling van
techniek zoals in de luchtvaart en de gezondheidszorg.
De jaren dertig bleken nog onvoldoende aanknopingspunt- ik moest verder
terug; ik moest beginnen bij het eerste hoofdstuk, terwijl ik het laatste al
had gelezen.
Terug naar de eeuwwisseling.
|

Britse
grafsteen in het Somme-gebied
|
Lezen en
beelden
In 2000 ben ik begonnen met
lezen. Het blijkt dat er een groot aantal (heruitgebrachte) boeken bestaat
over ´14-´18. Een plank wordt ingeruimd; de speurtocht kan beginnen.
Lyn MacDonald beschrijft mn. het Britse aandeel op treffende wijze in een
hele serie in het Nederlands vertaalde boeken. John Keegan levert een
volledig overzicht, Winston Groom is auteur van het beeldende "Storm
over Vlaanderen" en Alistair Horne´s "De prijs van de eer" is
wellicht het beste wat over Verdun te krijgen is.
Spoedig staan er tientallen werken in de kast, Franstalig, Engels, Duits-
thema's, literatuur, fotoboeken, import, tweedehansjes.
Zelfs de bescheiden Nederlandse bijdrage aan deze fase in de geschiedenis
kreeg onlangs nog een kwalitatieve push met Paul Moeyes´"Buiten
schot", waarin Neerlands neutraliteit wordt geschetst.
Het tijdsbeeld krijgt verder handen en voeten met het praktische en goed
leesbare reisgidsen zoals "Velden van weleer" van de Nederlanders
Chrisje en Kees Brants. De combinatie van de geschiedkundige en de
actuele beschrijving van het westelijk front is prettig, praktisch en
herkenbaar voor zowel de beginnende als de gevorderde de frontbezoeker.
De genoemde titels worden aangevuld met historisch materiaal, zoals de serie
"Op leven en dood" van van der Staal, een reeks boeken die nog
tijdens de oorlog werden uitgegeven, en vele Dvd's, zoals de magistrale
BBC-serie uit 1962.
|

Terugkerende symbolen op Britse begraafplaatsen
|
Verder
dan lezen
Tijdens het lezen van deze en een hele serie andere boeken ontstaat
de behoefte aan oriëntatie. Waar ligt de IJzer precies? waar vind ik le Hamel
en in welk landschap voltrok zich het wonder van de Marne? Een Bosatlas
blijkt te mager, kaarten op een schaal van 1:300.000 blijken te grof.
De oplossing vind ik in een kaartenwinkel in de stad: de door IGN uitgegeven
reeks 1:100.000 kaarten (1 cm = 1 km) blijkt goed te voldoen naast de
geschiedenisboeken, gecombineerd met de ongeëvenaarde werken van Major en
mrs. Holt.
Met de kaarten voortdurend onder handbereik, krijg ik een gedetailleerd beeld
van de frontlinies in het westen. Daarnaast lees ik veel over andere
gebeurtenissen tussen 1910 en 1920; De roemruchte rooftochten van de kruiser
Emden, het bloedbad van Gallipoli, het verhaal van Lawrence of Arabia,
biografieën van Churchill (die als politicus én soldaat acteerde) Rommel en
Patton (die in 1918 samen met MacArthur bij St.Mihiel vocht)- kortom: een
wilde variatie.
Na een ziekbed besluit ik me medio 2004 te gaan voorbereiden op het zelf
ontdekken van het Westelijk front tussen de Belgische kust en de Zwitserse
grens.
Al meteen zijn twee dingen helder:
Dit is een project voor meerdere jaren, en de voorbereidingen moeten
zeer goed zijn om zo economisch en verantwoord mogelijk te kunnen verkennen.
De laatste maanden van 2004 begin ik websites en historische kaarten te
verzamelen. De kaarten wil ik gebruiken om tijdens de reizen een vergelijk te
kunnen maken tussen toen en nu.
De hoeveelheid websites blijkt enorm: binnen enkele weken heb ik een
favorietenlijst met honderden bronnen, waaronder musea, verenigingen,
amateurs en historische genootschappen.
|

Kerkraam in een herdenkingskapel bij Peronne
|
zien en beleven
In 2005 plan ik de eerste reis naar de frontlijn.
De uitdaging is de balans: hoeveel tijd, hoeveel geld en energie steek je in
een reis om toch een goede indruk te krijgen? Sommige mensen hebben een
levensvervulling gemaakt van wat voor mij een liefhebberij is.
Duidelijk is wel, dat alleen per auto voldoende flexibiliteit bestaat om de
1500 km lange frontlijn te verkennen.
Duidelijk is ook dat opknippen in meerdere reizen en over meerdere jaren de
mogelijkheid biedt om beter voor te bereiden en specifieker in te lezen.
Voor het reizen moeten veel keuzes worden gemaakt.
Welke periode is gunstig? waar en hoe kan ik overnachten? hoe kan ik onderweg
historische en actuele kaarten vergelijken? hoe kan ik als enthousiast
fotograaf het beste met alle materiaal omgaan? Hoeveel tijd moet waar worden
besteed?
Uiteindelijk krijgt het plan vorm. September en mei geven de beste kans op
rust, lange dagen en goed weer.
Frankrijk is gezegend met een groot aantal goedkope hotels, zoals Formule 1
en Campagnile. Voor 30 euro per nacht betekent dat rust in een relatief
verzorgde omgeving.
Ik plastificeer een enorme hoeveelheid historische kaarten zodat ik ze in- en
buiten de auto kan gebruiken.
|

Beeldje in het Grande Guerre-museum in Peronne
|
September 2005: Op
reis
1 September 2005 is het zover. Met een auto vol bagage, camera-apparatuur,
naslagwerken, boeken, kaarten en gidsen rij ik richting Nieuwpoort aan de
Belgische kust.
Ik ben zo bezig met de komende ontdekkingstocht, dat ik vergeten ben een jas
mee te nemen. Die zou ik de volgende weken niet missen: de nazomer heerst.
Al direct bij de roemruchte sluisdeuren van Nieuwpoort, die in het zicht van
de Duitsers eind 1914 werden opengezet, komt de Grote Oorlog je overal
tegemoet.
Ik zie routes, verwijzingen, standbeelden, plaketten, een granieten leeuw,
een Belgische koning in een zuilenkring..
Ik sta op de uiterste westpunt van het Westelijk Front. De linie
liep destijds tot in de Noordzee door. Het begin van een reis die zou
eindigen aan de Zwitserse grens.
|

Gedenksteen op
de heide bij Ede
|
De IJzer
Het vlakke land rond de IJzer brengt je meteen in de sfeer. Naargeestig, met
dorpjes zonder hart of karakter. gedenkstenen, stilte.
Defensie is beheerder van de "Loopgracht der dood" of
"loopgraaf des doods". In een bocht van de IJzer is het destijds
gevaarlijkste deel van het Belgisch front min of meer bewaard gebleven. Het
staal-met-glas toegangsgebouw inclusief militair is nieuw. De Grote
Oorlog leeft.
Ik volg de rivier langs grijze gehuchten en begraafplaatsen. De tijd heeft
hier stilgestaan.
Diksmuide heeft haar oude hart met een middeleeuws karakter weer opgebouwd,
maar je weet dat het nep is, nagemaakt oud.
Een naargeestige streek, zelfs op deze mooie dag.
|

Toegangshekje tot een Duitse begraafplaats
|
Ieper
Ik rij de Engelse frontlijn binnen ten noorden van Ieper. De groene bordjes
van de Commonwealth War Graves Commission glanzen op iedere hoek van de
straat. Dit groene en heuvelachtige deel van België is charmanter, warmer.
Een paar kilometer verderop vond destijds de eerste gasaanval plaats. De
zonnige herfstdag blokkeert mijn voorstellingsvermogen. Zoveel boeken en
indrukken achter de rug, maar het kan er gewoon niet in; het gaat boven de
pet.
Dat is het eerste sein dat alléen reizen nadelen heeft. Je bent flexibel, dat
wel. Maar niet kunnen klankborden is in deze situatie geen prettige ervaring.
Ik rij de hele dag rond tussen dorpjes die Britse en Duitse historie
hebben geschreven. Langemark. Sint Juliaan. Poelkapelle. Passendale. Ik kom
duizenden en duizenden gegraveerde namen tegen. Het landschap is lieflijk en
charmant in de nazomerzon. Verwarring.
De dagen erna neemt de verwarring toe. Het "In Flanders Fields"
museum in de stad Ieper is bijna charmant. De destijds van de aardbodem
verdwenen stad leeft weer alsof er nooit...En toch zijn veel etalages, namen,
gebouwen Brits getint, doordrenkt van historie.
In de avonduren maak ik onder de Menenpoort de beroemde "last post"
mee, samen met honderden veteranen, militairen, burgers.
Na drie dagen frontreizen wordt me dat teveel. In de wanden staan 60.000
namen. "They shall not grow old". Britse traditie contra Hollandse nuchterheid.
De traditie wint. Ik ben diep geroerd.
|

De Duitse kruizen, zwart zoals bij verdrag vastgelegd
|
Armentières-Arras
Na verscheidene dagen rond Ieper ga ik zuidwaarts. De herinneringen zijn
overal.
De begraafplaatsen zien er uit of ze enkele maanden geleden zijn aangelegd.
Sommige gedenktekens zijn van recente datum, zoals het Ierse, ten zuiden van
Mesen waar eens de roemruchte mijnenslag plaatsvond om de bescheiden
heuvelrug.
Als ik de Franse grens oversteek kom ik in een landschap terecht vol donkere,
robuuste constructies. Blockhäuser, die de Duitse verdedigingslinie vormden.
Het is te duur om ze op te ruimen. Duitse grondigheid. De boeren ploegen er
omheen. Rond Lille liggen Duitse begraafplaatsen, somber en indrukwekkend.
De golvende landbouwstreek baadt in de zon. Nauwelijks dorpjes, een enkel
huis. Midden in het landschap vind ik een bronzen Australiër met z´n maat op
zijn schouders. De Aussies maakten hier kennis met het Westelijk front na de
nederlaag op de landengte van Gallipoli.
Om aan Europa te wennen mochten ze hier, 20.000 km van huis, sterven voor
koning en vaderland; en voor enkele meters saaie landbouwgrond. Een niet
noodzakelijke afleidingsmanoeuvre, een voetnoot in de geschiedenis.
Ik rij dagen door de regio, richting het heropgebouwde Arras. Op een
zondagmorgen sta ik op een heuvel bezaaid met loopgraven,
gedenkstenen en kruizen. Uit een kapel klinkt samenzang.
Notre Dame de Lorette.
Opnieuw dringt het besef bij me door dat de witte bladzijden in de boeken die
ik las over leven en dood gingen. Leven is hier niet meer. De zon, de
duizenden graven en de samenzang roepen emoties op. Ik moet even naar huis
bellen. Veel doden, weinig gewonden, grap ik. Maar toch blij dat ik even kon
praten.
Aan de overzijde van de vallei zie ik het Canadese monument van Vimy
liggen. Hemelsbreed een paar kilometer verder; een fractie van de reis die de
Canadezen naar deze uithoek moesten maken. Ik rij van Franse naar
Canadese historie. Van graven naar nog meer graven. De Canadezen flikten het.
Op Vimy leer ik nog iets; een overgroot deel van de oorlog en de gevechten
vond ondergronds plaats. Erover lezen is 1, maar het ervaren...
Een keurig herstelde gang onder de heuvelrug biedt iets van de sinistere
smerigheid, beklemming en duisternis van toen. De Canadese studente die ons
rondleidt is echter te vrolijk en te jong om de juiste sfeer te raken. Aan
het einde van een lange middag beklim ik Vimy Ridge en kijk uit naar
Mericourt. Het belang van de heuvel en daarmee de hevige strijd die met de
verovering gepaard ging is duidelijk. Om Canadese soldaat te zijn en dan dit
te zien. Moet indruk hebben gemaakt, stel ik vast. Het witte gedenkteken ook;
prachtig en verpletterend.
Op de reis tref ik begraafplaatsen voor Tsjechen, Polen, Russen, Chinezen,
Indiërs, Italianen en Portugezen, Zuid-Afrikanen, Marokkanen,
Nieuw-Zeelanders.
Kolonialisme aan het westelijk front.
|

Naam van een wandelpad bij Compiègne
|
Arras-Cambrai-St.Quentin
Vanuit Arras maak ik trips naar het oosten, naar Cambrai. De geallieerden
deden er jaren over, voor mij is het een uurtje.
Boeiend is te zien hoe de Britten naar het oosten optrokken. De
begraafplaatsen geven de koers aan. Modern Frankrijk slalomt middels
industriegebieden, TGV en snelweg om die keurige tuintjes met marmeren stenen
heen.
Oud en nieuw. Merkbaar is ook dat dit een streek is waar de loopgraven
overgingen in een bewegingsoorlog. Hier komen ook de Amerikanen in beeld, die
in 1918 de balans deden doorslaan.
Ik bezoek het Souterrain de Riqueval, waar de beroemdste foto uit
de oorlog is gemaakt. Duizenden soldaten die op de hoge oevers van het kanaal
luisteren naar hun bevelhebber.
De intensiteit van de loopgravenlinies ontbreekt hier.
Aan het einde van een prachtig warme dag bezoek ik het graf van
dichter/soldaat Wilfred Owen op een dorpsbegraafplaats van het
slaperige dorp Ors.
"..And there out-fiending all its friends and flames
with superhuman inhumanities,
Long-famous glories, immemorial shames-
And crawling slowly back, have by degrees
Regained cool peaceful air in wonder-
Why speak they not of comrades that went under?"
Hij
sneuvelde enkele dagen voor het einde van de oorlog tijdens een heldhaftige
poging een kanaal over te steken..
|

Medailles
in een museum nabij Ieper
|
De
Somme
Na Arras brengen rustige landwegen me naar Gommecourt.
Ik reis vanaf half zeven, en de zon probeert elke morgen door de nevel heen
te breken. Bij Gommecourt begint het lugubere slagveld dat bekend staat als
de Somme.
Ik herken de namen van dorpen, maar niet de wereld waarin bovenmenselijke
inspanningen maandenlang tot vrijwel niets leidden..Hamel, Beaumont,
Thiepval.
Het wereldnieuws werd in juli 1916 bepaald door wel of niet veroverde
boerderijen.
De Britten verloren bijna 60.000 man op de eerste dag. Ik stel me voor dat
een gemeente als Zeist, of Veenendaal, binnen 24 uur wordt uitgemoord.
60.000 man; D-day vergde minder slachtoffers en bood iets wat 1 juli 1916
onvindbaar was: succes.
Ik zwerf rond in het heuvelachtige en nevelige landschap. De hoeveelheid
gedenktekens en graven is overweldigend. Verder is het landbouw as usual.
Ten Noorden van de Somme is veel te vinden, ten zuiden (waar de Fransen
aanvielen, schouder aan schouder met de Britten) is dat aanmerkelijk minder.
In dit noordelijk deel van het front overheerst het sombere, groteske
Thiepval Memorial.
In de wanden van dit torenhoge gedenkteken staan ruim 70.000 namen van
militairen die niet zijn
geïdentificeerd.
Wat?.. 70.000 jongens die bij gebrek aan DNA of iets herkenbaars in kil
marmer een plekje hebben gekregen. Niet meer gevonden. Geen herkenbaar
lichaam voor de familie.
Zoiets is in deze tijd, 90 jaar later, niet meer voorstelbaar. Na de tsunami
zochten we net zo lang tot iedereen geïdentificeerd was.
De Amerikanen hebben na 15 jaar in Vietnam nog 3000 vermisten, of
MIA´s.
Het was een andere tijd.
|

Het imposante Les Fantomes gedenkt de 2e Victorie aan de Marne
|
Het stadje Albert was destijds de mond waardoor het Somme-offensief werd
gevoed. Nu is het sfeerloos en probeert een graantje mee te pikken van het
vooral Britse fronttourisme. De weg tussen Albert en Bapaume was de slagader
van de slag. Elke meter is bevochten.
Hier werden voor het eerst rond Pozières tanks ingezet; duistere, langzame en
dodelijke machines, die de Duitse infanteristen de stuipen op het lijf
joegen.
De weg is nu op het oog een doorsnee verkeersader door Frankrijk met hooguit
meer gedenktekens dan elders.
Ten zuiden van de weg, op de noordoever van de vriendelijke Somme,
vonden mensonterende slagen plaats om stukjes bos, boerengehuchten en
heuveltjes.
Ik rij rond op dit zonnige toneel langs kruizen, bronzen soldaten, musea
en bordjes met beladen namen. Longueval. Flers. Fricourt. Over de
paar kilometer is ruim 5 maanden gedaan.
Ik rij en wandel enkele dagen rond in het gebied. In Peronne, een dorp
vlakbij de snelweg naar Parijs, is een prachtig museum ondergebracht in een
oude vesting. Het is keurig en georganiseerd, bijna on-Frans, en bijna haaks
op de chaos la Grande Guerre.
Aan de zuidkant van de Somme hadden de Fransen minder moeite met de opmars;
meer ervaring en een tikje meer geluk.. De Britse begraafplaatsen met stenen
gaan over in Franse met kruizen. Unknown
wordt Inconnu.
Op een vroege morgen vlak bij Amiens, in de buurt van
Villers-Bretonneux, sta ik op een Australische begraafplaats. De zon komt op,
flarden nevel geven deze plek een statige en mysterieuze sfeer. De grafstenen
zijn klam. Hier werden de Duitsers, die het in 1918 nog een keer probeerden,
definitief gestopt. Weer de Australiërs.
Vanaf de heuvel zie ik de Somme glinsteren in het groen. Ik laat een van
de beruchtste slagvelden uit de geschiedenis achter me.
|

Franse begraafplaats ten noorden van Arras
|
De Marne
De rit voert naar het zuiden, richting Soissons en de Marne, langs de
slagvelden van 1918, toen de Duitse Kaiserschlacht het tij nog bijna deed keren.
De Marne is synoniem voor de aanval van Duitsland in 1914 en de laatste
poging in 1918. In beide gevallen bereikten ze Parijs niet, maar zagen het
wel liggen.
Uit mijn jeugd herinner ik me de heldhaftige Franse poging het gat te dichten
door alle taxi´s van Parijs in te zetten, vertaald in striptekeningen.
Zo´n beeld blijft je bij.
Deze overwinning van 1914 kent het meest onooglijke monument dat ik op mijn
reis heb gezien: een oranje vormenloze monoliet met inscripties, alsof het
graffiti betreft. Dan is de kapel van Dormans tenminste nog een bezoek waard.
De bejaarde beheerder vertelt honderduit: ik ben dan ook de enige bezoeker.
Wat overigens direct opvalt, is dat de zorg voor de monumenten op een veel
lager niveau staat dan in de Britse sector. Op websites kon ik ook al lezen
dat de overheid hier en daar steekjes laat vallen; spoorlijnen, verse
aanplant en nieuwbouw krijgen de voorkeur boven de historische frontlijn.
Tragisch.
Anderzijds: als je 800 km frontlijn door je land hebt lopen kan ik me voorstellen
dat je keuzes moet maken. Ook hier geldt: hoe hou je balans tussen de
belangen van heden en verleden?
De Marne-streek is boeiend omdat hier verschillende slagen en overwinningen
door elkaar worden herdacht. Gallieni´s taxi´s speelden in 1914, de pompeuze
Amerikaanse monumenten in oa. Chateau-Thierry zijn van 1918. De Fransen
hebben de overwinning van 1918 herdacht met een prachtige beeldenpartij. Het
staat midden in het licht glooiende land en heet les Fantomes.
Ik fotografeer het met laagstaande zon, dramatisch. Het staat in schril
contrast met de bombastische Amerikaanse tempel in Vaux of de overdreven
dramatiek van een torenhoge vrouwenfiguur in Meaux.
Ik vind de eenzame kruizen, licht vervallen gedenkstenen en vergeten beelden
in de Franse dorpjes vele malen meer aansprekend en charmanter. Amerika mag
dan een belangrijke rol hebben gespeeld in het laten doorslaan van de
balans, een wat bescheidener eerbetoon zou passend zijn.
Wat hier ook weer opvalt zijn de door particulieren opgerichte gedenkstenen
voor gevallen familieleden. Zowel Franse en Britse stenen zijn hier te
vinden in de weilanden langs de weg, en soms midden in de bossen op
wegsplitsingen.
Van een persoonlijke boodschap is vaak geen sprake.
In deze regio moeten veel kilometers worden afgelegd. Ik rij door de
provincie, van het ene sterretje op mijn kaart naar het andere. Generaal
Gallieni, die de taxi´s mobiliseerde, staat op zijn sokkel langs een
snelweg met zicht op Eurodisney. Zou de oude held zijn hoofd schudden als hij
dit wist?
De streek is groen, heuvelachtig en aantrekkelijk. Er is ook meer verkeer:
Parijs ligt op een steenworp afstand.
|

De kreet waarmee veel monumenten in Frankrijk de passanten om
aandacht vragen
|
Ik rij door eindeloze bossen naar Compiègne.
Midden in het groen stopten hier eind 1918 twee treinen; een Duitse en een
Franse. Een wapenstilstand was het gevolg.
Nog geen vrede: die zou pas in 1919 volgen met het omstreden verdrag van
Versailles.
Compiègne doet heldhaftige pogingen om deze plek een historische
lading te geven. Maar meer dan enkele spoorlijnen en een betonnen
gedenkteken is het niet. Een klein museum is aardig, maar niet meer dan dat.
Compiègne biedt geen hart en ziel bij het drama
´14-´18.
Ik rij oostwaarts richting Soissons en steek daar de Aisne over.
Onderweg passeer ik keurige begraafplaatsen (Nécropoles, zoals de Fransen ze
noemen) met duizenden kruizen.
Even ten noorden van de rivier zoek ik de fundamenten van een Duits kanon,
waarmee Parijs indertijd beschoten werd; een zogenaamde Dikke Bertha.
Het dorpje la Feuillee slaapt. Op de locatie is een houtzagerij gevestigd,
net zo verlaten als het dorp. Ik rij rond op het terrein maar vind niets.
Geen bordje, geen verwijzing.
De Franse Slag..
Ik rij bijna een half uur rondjes om het dorp, probeer toegangen tot het bos
te vinden achter de houtzagerij. Tevergeefs.
Uiteindelijk rij ik achter het bedrijf langs over een onverharde bosgrond,
bespeur een doorgang in het bos en stuur ik de Ford brutaal het bos in.
En ja hoor.
De moraal van het verhaal is, dat ook hier de tastbare geschiedenis
wegkwijnt; er is geen enkele aandacht voor.
|

De Australiër nabij Fromelles
|
Chemin des Dames
Ik ben onderweg naar een stukje Frans front even ten noorden van de Aisne,
dat Chemin des Dames heet. Eigenlijk heet een oud karrenpad zo, aangelegd
voor het comfort van de dochters van Louis XVI, wier gevoelige achtersten de
normale, langere routes niet aankonden.
De Chemin is het hoogste deel van de noordoever: hiervandaan gaat het steil
kilometerslang naar beneden tot aan de rivier. Een verdediger zat hier
op rozen. De Romeinen, Napoleon en de Duitsers hadden die wetenschap gemeen.
Het is stralend weer als ik ter hoogte van Vaudesson de D18 op rij.
Vervallen monumenten. Borden zonder tekst. Een voor het publiek gesloten fort
(Malmaison). Het komt allemaal onverzorgd en onbeheerd over en irriteert me
direct.
Fransen!
Ik laat me niet kennen. Via een Duitse begraafplaats uit een volgende oorlog
weet ik toch het fort te bezichtigen.
Enkele kilometers verderop zoek ik het monument voor de 27me BCA, een
elitekorps wat uiteindelijk de Chemin bereikte. Vervallen en verkeerd
wijzende bordjes. Een boerenpad dat nergens naar toe gaat. Een kwartier
terreinrijden. En dan toch een gedenkteken, omringd door blockhäuser. Ik
vloek op de Fransen en ben trots dat ik heb doorgezet.
Verderop hebben de Fransen wel geïnvesteerd, maar daar is sprake van enorme
overdaad. De "Caverne du Dragon" is een tunnelcomplex net
onder de top van de Chemin. In de tunnels is indertijd zwaar gevochten om
meters en hoeken.
Een Fransman vertelt dat de toegang tot de Caverne vroeger niet veel meer was
dan een houten hek. Recentelijk is er een glanzend complex met bar, staal,
glas en kunst over de toegang geplaatst.
Zelfs binnen in de Caverne moet de bevlogen gids (die Engels spreekt met
passie, en dat midden in Frankrijk!) kleurrijk beelden schetsen waardoor
ik nadenk over de gruwelen die zich hier hebben afgespeeld.
Het nationaal monument Chemin des Dames is kleur- en reukloos. De kapeldeur
schakelt met een kille klik stemmige muziek aan, enkele vodjes kunnen worden
gekocht om de schrale pot te spekken.
Armoe troef.
|

Duitse deuren op een begraafplaats tussen N.D. de Lorette en
Arras
|
Een Franse generaal met teveel charisma en te weinig critici stuurde langs het
plateau de Californie het Franse leger, toch al danig geschokt door Verdun,
de dood in. De rebellie die volgde betekende effectief het einde van de
Franse gevechtskracht.
Op het plateau kijk ik uit naar het zuiden over half Frankrijk. Wat een
sukkel, die Nivelle. Dat is nou wat je "misdaad tegen de
menselijkheid" noemt.
Craonne werd volledig tot pulver gebombardeerd. Er is niets over dan een
verdwaalde baksteen. Het nieuwe Craonne is volstrekt sfeerloos, zoals dorpen
langs het hele front sfeerloos zijn.
Via nog meer monumenten en een serie begraafplaatsen kruis ik de Aisne weer
richting Reims.
Deze stad werd tot een icoon van de verwoestingen gedurende de Grote Oorlog.
Nu is het een chaotische Franse stad als vele andere. Ik rij door tot in het
hart, waar ik tegen zevenen aankom.
De Kathedraal blaakt in de avondzon.
De kerk is van buiten en van binnen adembenemend, vrijwel alles is van na
1920. Het is zo´n prachtige ervaring dat ik de aanblik met thuis deel.
Om de stad ligt een fortenring die de Duitsers deels de toegang tot de stad
bleef ontzeggen.
Fort de la Pompelle, aan de oostkant, is een hoop puin en stenen, maar in de
ingewanden bevindt zich een museum. De Duitsers kwamen tot in de fortgracht.
Het is het meest oostelijke punt van deze eerste reis.
Een drukke vierbaans autoweg zorgt voor veel lawaai. Een tricolore wappert
trots boven op het eens zo trotse fort.
De volgende dag reis ik terug naar Nederland. Nog maanden word ik achtervolgd
door locaties, prenten, muffige musea, vergezichten en beklemmende ruimtes.
En door de Kathedraal van Reims, die de pracht en praal van een vredige
wereld vertegenwoordigt.
|

Eenzaam
en verwaarloosd monument in het Somme-gebied
|
Mei 2006: Het Franse front
De herfst- en kerstvakanties 2005 breng ik door met het op orde brengen van
de dossiers Champagne, Verdun, St.Mihiel, Lorraine en de Vogezen. Het zijn de
gebieden die op de rol staan voor een reis verderop in het jaar.
Het is aanmerkelijk lastiger om over deze streken goede informatie te vinden.
Verdun gaat nog, en op Amerikaanse sites wordt St.Mihiel uitvoerig
beschreven. Maar Fransen en internet.. De gevonden sites zijn kleurloos,
afbeeldingen of kaarten zijn schaars en een overweldigend aantal websites
bestaat niet meer.
Ik Google uren- en soms dagenlang.
Lorraine is zelfs na uitgebreide studie weinig interessant; net als in de
Vogezen dachten de Fransen na het uitbreken van de oorlog in augustus 1914 dat
de in 1870 verloren gegane Saar en Elzas middels een snel offensief konden
worden heroverd.
In de Vogezen vallen de Vieil Armand, Le Linge, en de Tête de Faux op. Ik
ruim extra tijd in voor bergwandelingen.
De Champagne echter, de streek tussen Reims en Verdun, bevat heel wat
bloedige historie. Het aantal villages détruits is, ten noorden van Suippes,
opvallend.
In februari reserveer ik hotels volgens een strak reisplan, dat in mei 2006
op de kalender staat.
|

De
bezoekersfolder van Huize Doorn
|
In maart breng ik een bezoek aan Huize Doorn, de laatste residentie van
keizer Wilhelm II. Hij vluchtte in 1918 vanuit de Ardennen, waar hij zogenaamd
aan het front was, hals over kop naar Nederland en keerde nooit terug
naar zijn vaderland.
Inspirerende rondleiders weten een goed beeld te scheppen van Wilhelm´s jaren
in Nederland. Houthakker, kluizenaar, verzorgd door de Duitse overheid.
De weelde is nog altijd verbluffend, mede dankzij de bijna 60 treinwagons
eigendommen die de arme ex-keizer nog kon meenemen.
De dossiers voor de volgende reis zijn klaar. zo´n 11 Mb kaarten, delen van
websites en documenten gaan in mei mee op reis.
Champagne
In ruim 3 uur rij ik naar Reims, de Fransen weten wel hoe je een snelweg
beheert.
In de vroege morgen zoek ik naar de forten die de stad in de Grote Oorlog
poogden te beschermen. Zoals al eerder geconstateerd nemen de Fransen het
niet meer zo ruim met hun verleden. Een motorcrosstraject, kartbaan,
persoonlijk bezit..
Het onderhouden zal een lieve Duit kosten, maar dit doet zeer.
De stille binnenwegen achter Witry brengen me in de Champagne. Geen historie
of veldslag die de liefhebber nog kan bekoren. Een streek waar tegen beter
weten in (of niet?) massaal het mitrailleurvuur werd ingelopen. De bajonet
was immers machtiger? Welk een stupide naïviteit, wat een enorm aantal
slachtoffers.
Het meest interessante deel, rond de Butte de Tahure, is militair
oefenterrein. De met hollende soldaten getooide piramide die Ferme de Navarin
heet, wordt door een vreemde, maar aardige Fransman beheerd.
Hier liggen er 10.000, en de kaarten van toen tonen geen noemenswaardige
winst.
|

Persoonlijke
boodschappen op de Butte de Tahure
|
Het fenomeen vernietigde dorpen (villages détruits) komt hier veel voor. Het
toppunt van treurigheid, om op een wegsplitsing alleen nog een vervallen
kapel tegen te komen waar eens kleine dorpen lagen, vol leven.
Russen, Polen en andere geallieerden uit die tijd hebben hun plek in de
Champagne gevonden. Het Russische kerkje is treurig, net als de omgeving.
Bij Massignes vind ik nog een krater van een enorme ondermijningsactie. Er
liggen verscheidene soorten munitie op de rand; het is nog niet voorbij...
Ik overnacht in Ste.Menehould, een stadje op de grens van Champagne en
Argonne. Het plein wordt gedomineerd door een met vlaggen omringde poilu.
Buiten signaleer ik vele Nederlanders.
Argonne
In Ste.Menehould steek ik de Aisne over, dus ben ik in de Argonne, het
voorterrein van Verdun.
Ik rij om 7 uur s´morgens door de prachtige bossen richting La Haute
Chevauchée, een geweldige rit. Het bos ademt nog het verleden, toont abri´s,
granaattrechters, loopgraven.
De bodem van de Argonne leende zich voor waar rattengedrag: het ondermijnen
en tunnelen.
Een groot deel van de strijd hier vond 4 jaar lang onder de grond
plaats. La Haute Chevauchée is vergeven van de trechters en tunnels,
net als de rest van het slagveld overigens.
Een paar kilometer noordelijk kan de plaats waar de Amerikanen een heel
bataljon niet meer terug konden vinden worden bekeken, althans; als je je nek
op een erg steile helling wilt breken. De film die hiervan is gemaakt is
het aanzien best waard.
Opnieuw dus de Yanks die de linies doorbraken. Hun enorme monumenten
irriteren me mateloos, maar ze zijn tenminste goed onderhouden.
De begraafplaats in Romagne, waar zo´n 14.000 jongens liggen, is zo
ontzettend af, zo tot de perfectie gesnoeid en geknipt, dat het pijn doet aan
je ogen.
Hoogtepunt van de dag is de zonovergoten Butte de Vauquios.
De open dag voor dit jaar heb ik op 24 uur gemist, zo blijkt uit een A4´tje.
Domme pech. De volledig doortunnelde Butte is echter ook van bovenaf een
monumentale plek aan het oude front.
|

Butte
de Vauquois: de locatie van de kerk
|
Verdun
Van
Vauquois is het geen 10 kilometer van cote 304, de Franse linkerflank van het
Verdunslagveld.
De Duitse aanval op Verdun werd gehinderd door Franse artilleriebeschietingen
op de Mort-Homme, en de vervolgens besloten aanval op de Mort-Homme werd op
zijn beurt gehinderd door artillerie op cote 304.
Het plan van Von Falkenhayn was toch al niet best.
Cote 304 en de Mort-Homme spreken nauwelijks nog tot de verbeelding. Dat op
deze twee bulten in het landschap duizenden en duizenden levens verloren
gingen kan er bij mij niet in. Het landschap is gecultiveerd, onderhouden en
vrijwel gespeend van littekens.
Over de Maas bruist Verdun, bussen vol toeristen bezoeken de stoere citadelle
en wringen zich naar het noordoosten om enkele hoogtepunten op 1 dag te
"doen".
Wie fort de Douaumont en het ossuaire vroeg in de morgen bezoekt heeft weinig
last: ik rij om half acht rond in doodse (!) stilte. Prachtig licht.
Het wandelen door de bossen is een belevenis. Er is nog zoveel te zien en te
vinden, dat je voor je gevoel nooit langer dan een kwartiertje zonder ruines,
loopgraven of forten zit.
Opvallend is, dat de Fransen aan dit gebied weer alle aandacht besteden.
Hoewel, alle..; de hoogtepunten worden keurig onderhouden en zelfs opgepoetst
voor de herdenking van 90 jaar Slag om Verdun, maar het onderhoud van
interessante plaatsen als fort de Souville en fort de Tavannes is vrijwel
nihil en bezoek hiervan wordt met borden afgeraden.
Zo houdt Frankrijk nog enkele in het oog springende stukjes Grande Guerre
over, de rest verdwijnt langzaam onder natuur en door verval.
Da´s ook beleid.
Verdun leeft voor een deel van zijn verleden. Dagjesmensen bevolken de terrassen,
gidsen leiden dagelijks rond op het slagveld en door de forten, men kan
intekenen voor rondvluchten en ritjes en de Hotelbusiness floreert.
In veel opzichten is Verdun het hart van het Westelijk Front, niet alleen
geografisch, ook emotioneel en geschiedkundig.
Zoals Normandïe en Stalingrad de heroïsche focus zijn van de 2e Wereldoorlog,
zo is Verdun dit van de eerste. Daar kan geen Ieper, Vimy of Marne tegenop.
Het is het aambeeld waarop de Fransen kapot werden geslagen- zo murw, dat het
de volgende oorlog op verbijsterende wijze verstek zou laten gaan, alweer
onder de bezielende leiding van maarschalk Pétain.
Ik blijf 5 dagen rond Verdun, verken de flanken, het hart, de stad. Een plek,
waar tussen de 300.000 en 400.000 doden achterbleven.
Alle inwoners van het hertogdom Luxemburg. Twee keer Eindhoven.
Een ossuaire met 130.000 knekels: heel Zoetermeer. Half Utrecht.
Te grote getallen.
|

Monument
in Verdun
|
De St.Mihiel-saillant
Een
opmerkelijk stukje Westelijk Front ligt ten zuidoosten van Verdun, in de
streek tussen de Maas en de Moezel.
Zijn Vlaanderen en Verdun verzorgde historie, de saillant is authentiek
leed.
Les Eparges is nog een vrij goed bijgehouden slagveld, verder naar het zuiden
is de kans groot dat je over een granaat struikelt (waarvan akte) of in
geniepig prikkeldraad blijft hangen (waarvan opnieuw akte).
Het weer verslechtert terwijl ik in de saillant rondreis.
Het kan spoken, ook tussen Maas en Moezel.
Het is helder dat de Duitsers hier niet van plan waren te vertrekken. Alles
wat Duits is is degelijk gebouwd, built to last. Het is misschien ook wel
volksaard.
Beelden, blockhäuser, loopgraven, het is er allemaal nog- over van 4 jaar
bezetting en maar liefst 90 jaar na dato.
Het Bois d´Apremont en het Bois Brûllé zijn op zichzelf ultieme monumenten
van de Grote Oorlog.
De bossen zijn vergeven van de oude linies, waar je uren kunt wandelen en
klauteren.
Het is bloedlink; mijn hart staat stil als ik stommelend door een loopgraaf
de kop van een forse granaat zie zitten, een centimeter of vijf buiten de
wand.
Van schrik blijf je hangen in zeer vervelend, verroest prikkeldraad, dat
overal tussen de struiken en onder de bladeren loert.
Een website had me attent gemaakt op het Bois de Prêtre en de villages
détruits ten westen ervan. Een eerbiedwaardige streek op die andere
hoek van de saillant: Les Eparges in het noordwesten is berucht en bekend,
deze hoek is vrij stil.
Van het Bois de Prêtre weten maar weinig mensen. Hier wandelen veel inwoners
uit Pont-a-Mousson, en Nancy is niet ver. Ook dit bos kent nog strakke
lijnen, mitrailleursposten en stille monumenten.
Een moeder met kleine kinderen banjert er onbekommerd rond, het geniepige
prikkeldraad negerend. Moet niet gekker worden.
Het Signal de Xon lijkt onbereikbaar voor de Nederlandse Puma en diens
bestuurder.
Deze bult op de oost-oever van de Moezel dekte de flank van de saillant. Als
ik eindelijk een weggetje naar boven vindt zie ik achter me de plaatselijke
gendarmerie achter me aan stuiven in een blauwe Renault, verdacht op
buitenlandse activiteiten.
Als ze mijn bedoelingen zien, keren ze om. Vanaf de Xon overzie ik het
Bois de Prêtre, met daarachter de sinistere, de andere echte saillant.
|

Signal
de Xon
|
Lorraine
Vanuit Nancy rij ik een streek in, die in de geschiedenisboekjes nauwelijks
wordt genoemd als slagveld, slechts als aanleiding.
Er is alleen de eerste weken van de oorlog, in augustus en september 1914,
echt gevochten, toen de Fransen hun oorlogsplan om de Elzas en Lotharingen
terug te winnen (provincies die ze in 1871 moesten afstaan na een
verpletterende nederlaag) in gang zetten.
Toch is dit de streek waar het Franse leger op een erg pijnlijke manier werd
geconfronteerd met de moderne oorlog. De streek waar paard en bajonet,
vaandel en cavalerie te paard voor altijd geschiedenis werden.
Een streek ook waar tienduizenden slachtoffers vielen binnen een paar dagen,
omdat het Franse opperbevel nog in de vorige eeuw leefde, zich baseerde op
een romantisch oorlogsplan en een stupide filosofie.
De heuvelachtige streek is nu aardig vakantieland.
Langzaam aan lopen de wegen omhoog de Vogezen in, waar stille bergpassen soms
nog een monument of begraafplaats kennen.
Vrijwel alle graven zijn van tussen 19 en 26 augustus 1914.
Het Franse oorlogsplan smoorde in superieure Duitse tactiek en uitrusting, zo
heet het.
Het hele oostelijke deel van de frontlinie is in de vergetelheid geraakt. De
Iepers, Sommes en natuurlijk Verdun eisen alle aandacht op.
Afgezien van kruizen en monumenten en een eenzaam fort in het groen is
Lorraine een voetnoot, weggeschreven onder de titel "batailles des frontières".
De volgende dag is het zwaar bewolkt, het giet en het is koud. "ça reste
comme ça, aujourd`hui?" informeer ik in mijn steenkolenfrans. "Oui,
tout le jour, et demain."
Einde van de meireis. Wellicht september?
De terugreis vanaf Ste. Die duurt 5 uur.
Genoeg om de golvende velden van Lorraine en haar geschiedenis te verdringen.
zomer 2006:
Nederland
Terwijl de plannen voor september concreter worden, stort ik me op
"Nederland in de Grote Oorlog". Het boek "Buiten Schot"
van Paul Moeyes brengt me op dit idee; wat is er over van Neerland´s rol? Ik
ken de Waterlinie goed, verdiep me hier al jaren in. Ook de Amsterdamse
fortenring is bekend terrein. Maar er moet meer zijn.
Google. Enkele resultaten. boeken en naslagwerken: meer resultaten. Na weken
ontstaat een beeld. Graven, zeelieden, soldaten, vluchtelingen.
Monumenten: Belgisch, Duits, Nederlands, Frans.
Resten van kampen, erebegraafplaatsen.
Verdedigingslinies, stellingen.
Er is veel. Zoveel, dat ik het item
Nederland voorbereid voor de website. In juli en augustus doe ik
locaties aan en knutsel aan de Nederlandpagina. Enschede, Bergen op Zoom,
Groningen, Ysselsteyn...
Ik reis een weekend naar Limburg en zoek daar locaties.
Een monument, eregraven, en op de terugweg nog wat onderdelen van de
Waterlinie. In Weert rusten 6 Duitsers in een stenen graf. Indrukwekkend. In
de bossen bij Sippenaeken, aan de Nederlandse kant van de grens, staat een
eenvoudig kruis voor Russische krijgsgevangenen. Een vruchtbare
reis. Nederland deed niet mee, maar heel veel grijze stenen en bosrijke
streken ademen nog den Grooten Oorlog.
|

Gedenksteen in
fort Giessen, deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie
|
Een Forummeeting in Vlaanderen leveren veel informatie, contacten en beelden
op. De Yorkshire Trench en andere zaken die vorig jaar om uiteenlopende
redenen niet konden worden gefotografeerd krijgen een plekje.
Tyne Cott krijgt door de rondleiding nog veel meer betekenis; De toch al
indrukwekkende begraafplaats krijgt zelfs een bezoekerscentrum. WO 1 als
echte hype! De hoeveelheid bezoekende Britten die hier op een middag passeren
is dan ook indrukwekkend.
Begin september staan de Vogezen op de rol. De augustusmaand is echter de
natste in jaren.
September 2006: de Vogezen
De eerste week van september is het voor
het eerst in weken droog en zelfs zonnig. De weergoden zijn me gunstig
gezind.
Ik rij terug naar St.Die, de poort tussen de Elzas en Lorraine. Enkele
memorabele plekken, zoals het slagveld van la Fontenelle, maken indruk. De
oorlog van augustus 1914 had nog een hoog heldenkarakter; de gedenktekens
zijn massief en overweldigend.
Het Pierre Noël-museum in St.Die heeft een leuke Grande Guerre-afdeling, maar
je mag zelfs je tas niet meenemen en dus is voor mij de lol er gauw af.
In de vroege morgen rij ik de Vogezen in, de Col du Bonhomme op.
Voor me ligt de Tête de Faux als een groene bult in het landschap. Via het
dorpje le Bonhomme kan ik de helling op en laat de Puma achter op een
erf.
De wandeling van ruim 5 uur die volgt is een uitstekende kennismaking met de
oorlog in de Vogezen.
De hellingen liggen bezaaid met versterkingen, kleine kerkhofjes van beide
legers, enorme hoeveelheden verdedigingsmateriaal en loopgraven- alles onder
een groene deken van varens, mos en bomen.
De Nécropole Duchesne, aan de zuidkant van de Faux, is van buitengewone
schoonheid. Na uren klauteren en glibberen ben ik een wereld aan indrukken
rijker.
Even verderop is zwaar gevochten om de noordelijke kammen van het Fecht-dal.
Le Linge, de Grand Hohnack en de Col du Wettstein dragen stille
getuigenissen: ook hier graven, versterkingen, linies, monumenten..
Het museum van le Linge (1915) is fraai. De oude beheerders organiseren
speciaal voor mij een Engelstalige versie van de film nadat ik de slagvelden
heb bekeken. Via de toppen van le Linge naar Turckheim bereik ik Colmar.
De volgende dag voert de rit naar Munster, waar een erg interessante
begraafplaats schuilgaat achter het gemeentelijk kerkhof.
|

Gedenkplaat
voor de Rode en Blauwe Duivels in de Elzas
|
Daarna volgt een fraaie rit over de route des crêtes naar de Vieil
Armand.
Onderweg liggen monumenten die de gedenkwaardige dagen van 1914 gedenken. Op
de kale Grand Ballon waakt een Blauwe Duivel, een Diable bleu, over de groene
valleien.
De toegangspoort naar Mulhouse werd die groene bult tussen Thann en Cernay;
Le Vieil Armand. Achter een crypte en een grote nécropole ligt nog éen heuvel
richting het prachtige Rijn dal, bevlekt met oude dorpjes.
Bijna 4 uur duurt de wandeling om- en naar de gehavende top van de
Hartmannswillerkopf, waar net als le Linge en Tête de Faux de linie tot
bloedige stilstand kwam.
Waarnemingsposten, kazernes, forten, loopgraven. Niet, zoals op de Tête de
Faux pardoes achtergelaten, maar door de vrienden van de Vieil Armand
opgeknapt en hier en daar georganiseerd. Niettemin indrukwekkend. Apparatuur
staat soms nog verroest en verlaten in het donker.
Een prachtig monument voor de Diables Bleus is tegen de rotsen geplakt. De
voorste soldaat wijst naar de onbereikbare dorpen van de Elzas en maant tot
spoed.
4 jaar lang bleven ze onbereikbaar.
Juist hier in de Vogezen vindt ik veel prachtig onderhouden Cimetières
Militaires, die een plek hebben gekregen op de vaak grote gemeentelijke
begraafplaatsen. Ze zijn veelal klein, minutieus onderhouden en bevatten soms
slechts de slachtoffers van een enkele aanval.
Bitschwiller-sur-Thur heeft op een kleine verhoging rechts achterin het woud
aan graven een ontroerend mooi plekje gereserveerd.
Als men dat in de grijze, verwaarloosde Champagne eens mocht zien..!
Thann-Grens
Tussen Thann en de Zwitserse grens ligt een naamloze streek met groene
heuvels, landbouwgebied en rustige, soms bijzonder fraaie dorpjes. Omdat dit
laagland was, werd dit natuurlijke gat in de bergachtige linie afgesloten
door de vestingstad Belfort.
Belfort had geluk: haar vele forten staan nog fier overeind en uiteindelijk
werd Verdun kind van de rekening. Toch is ook op de laatste kilometers van de
lange linie hard gevochten. In 1914, toen de Fransen Mulhouse bereikten en
werden teruggeworpen, en in de jaren erna, om de schijn op te houden dat de
Duitsers Belfort boven Verdun verkozen.
|

Duits graf op
de begraafplaats van Ysselsteyn, Limburg
|
Wat rest is een streek vol littekens, die slechts een voetnoot zijn in de
geschiedschrijving van den Grooten Oorlog.
Grofweg langs de D466/D432 duiken voortdurend kazematten in dorpen en bossen
op. Een enkel emplacement voor een Dikke Bertha ligt verborgen in het groen.
Ondiepe loopgraven ten zuidwesten van Altkirch verbinden groen overwoekerde
bunkers. En weer kruizen, honderden. Op kleine en grote velden. 6 kruizen
hier, 500 daar.
Op een boerenerf stopten de loopgraven en hielden neutrale Zwitsers de
wacht. De plaats is prachtig, stil en groen. beekjes. wandelpaden.
De pompeuze beeltenis van Albert in Nieuwpoort opende de speurtocht, een
bescheiden grenssteen midden in het groen in de gemeente Pfetterhouse
beëindigt die.
De volgende dag rij ik terug naar Nederland. 6 uur reistijd. Ik begon met
2.
De Vogezen bleken een indrukwekkende aanvulling op mijn reis. Frans leed,
Duits leed als een onbeduidende pion in het grote schaakspel van ´14-´18.
Geen Ieper,
geen Somme, geen Verdun.
Slechts het begin ervan.
mei 2007: Nieuwpoort-Arras
Heel veel leeswerk, heel veel Major and mrs. Holt, heel veel kaarten en heel
veel planning typeren de winterperiode.
Ik vul de hiaten in, de blind spots die ik bewust of onbewust heb
overgeslagen. Bijna elk slagveld levert weer nieuwe informatie en beelden op.
Vandaar dat ik besluit mijn reizen dunnetjes over te doen.
De eerste trip zal in mei zijn om in een straal van 50 km rond Lille de meer
verborgen plekjes op te zoeken en meteen Mons aan te doen.
Deze door de Engelsen zo dominant in de geschiedenisboekjes geschreven
schermutseling valt in het niet bij de bloedige slagen die de Fransen aan de
grenzen van Lotharingen en de Elzas voerden.
Niettemin, een rondje Mons hoort erbij. Rond de IJzer en de vlakten tot aan
Arras heb ik nog wat plekken die ik nader moet bekijken.
Ik schat 5 dagen.
|

Belgische
begraafplaats in het IJzergebied
|
De meidagen van 2007 blijken wisselvallig. De schitterende maand april zet
zich niet door. Hemelvaartsdag begint zwaar bewolkt en dreigt mijn reisplan
te verstoren. Tegen de middag rij ik toch naar Nieuwpoort en zowaar: de zon
breekt door.
Wat volgt is een buitengewoon fraaie rit door het landschap rond de
IJzer.
Het polderlandschap baadt in het zonnetje, fietsers zoeken zich een weg over
de voormalige spoordijkjes.
Ik bezoek Stuivekenskerke, kijk rond in Pervijse, parkeer in Tervate om van
het landschap te genieten. Mijn eerste indrukken uit 2005 waren grijs, saai
en leeg. Met het cabrio-dak naar beneden en al die vrolijke fietsers om me
heen is de sfeer bijna die van een vakantie.
Omdat ik laat begonnen ben, pik ik ten westen van Ieper nog even een paar
mooie plekjes mee en sluit de dag af.
De volgende morgen vroeg rij ik door het gebied van de roemruchte mijnenslag
bij Menen en bots daar op een Brit die, aangekleed in WO-1 uniform en
voorzien van zowel geweer als lewisgun, door de velden wandelt. Zo zie je
maar, het kan altijd gekker.
via Duitse begraafplaatsen en eerder vergeten plekjes rij ik naar het
zuiden.
In de streek rond Neuve-chapelle en Festubert zijn veel locaties die ik
eerder heb overgeslagen.
Veel indruk maakt het Portugese monument in La Couture. De soldaat die de
dood probeert te verslaan.
De dood die zich vastklampt aan de soldaat.
De slagvelden rond Festubert gaan naadloos over in die van Loos. Ik
concentreer me vooral op de as Vermelles-Hulluch. Het weer is grijs en grauw,
passend bij de geschiedenis die zich hier afspeelde.
De volgende dag sta ik om half acht op Vimy Ridge, slechts een paar kilometer
verderop, aan de andere kant van Lens. Jarenlang werd het prachtige Canadese
monument aan groot onderhoud onderworpen.
In april 2007, 90 jaar na de slag, vond de onthulling plaats.
Nu, in de frisse ochtend met een aarzelende zon, is er niemand op het
indrukwekkende slagveld van Vimy.
Ik wandel rond, fotografeer en raak onder de indruk van de beeldenpartijen en
schoonheid van het monument. Dit is voor mij een van dé plekken van het
front. Ik kijk lang naar het oosten in de richting van Lens en Douai.
Voor degenen die het haalden een beloofde land.
|

Vimy
|
De hele prachtige dag breng ik in de buurt door.
Ik stuur nog even naar N.D. de Lorette en zit in het gras tussen de duizenden
kruizen. De twee crater-begraafplaatsen bij Neuville blaken in de zon.
De Tjechisch-Slowaakse begraafplaats aan de D937 is het toneel van de
jaarlijkse herdenking. Militairen, politici en burgers gedenken.
In Arras blijf ik lang op de Faubourg d'Amiens cemetery hangen. De spierwitte
gebouwen om de grote begraafplaats zijn prachtig.
De rest van de dag volg ik de koers van de Britse legers richting
Cambrai.
Bullecourt, Havrincourt en Flesquières revisited. De Hindenburglinie
herkenbaar aan de kruizen en graven.
Naar deze streek moet ik nog eens terug: De Britse push richting Cambrai en
door de Hindenburglinie is een geschiedenis op zich.
Na Cambrai volgt een streek waarbij opnieuw de cemeteries de laatste
oorlogsmaanden schetsen. Nabij Solesmes zijn alle graven van november 1918 en
later.
Ongetwijfeld was hier een lazaret.
In Le Cateau tenslotte komen twee tijdperken nadrukkelijk bijeen: De gehaaste
vlucht voor de Duitse legers in augustus 1914 en de laatste maand van de
Grote Oorlog, november 1918.
De Britse graven uit beide periodes liggen naast elkaar, door elkaar.
Op de achtergrond liggen Russische en Duitse graven. Een laatste verzameling
doden, begin en eind, kop en staart van een zo groot conflict.
Mons is verregend en moet opnieuw worden verschoven.
De rit naar huis is nat.
|

Brits graf met
de datum waarop de slag aan de Somme begon
|
September 2007: Picardie
De Somme heb ik jaren geleden bezocht tijdens slecht weer en met een vrij
magere voorbereiding. Geen wonder dat Picardie dus hoog op mijn lijstje
prijkt. Augustus is te nat, September oogt niet veel beter. Maar rond de
20ste breekt een droge en zonnige periode aan.
Op een donderdagmorgen rij ik via Arras naar Hannescamps op de noordpunt van
het toenmalige slagveld. Een overstekend konijn blokkeert nog bijna de hele
trip, maar ik kan met schade verder; In de verte is de lucht al blauw.
Voorzien
van historische kaarten verken ik de omgeving. Waar liepen de linies rond
Gommecourt op 1 juli 1916? Hoe lastig was het voor Hull's divisie om de
hellingen te beklimmen?
De linie in het Sheffield memorial park in de richting van Serre maakt
indruk: het terrein is kaal, glooiend en overzichtelijk. De vele tegels en
schildjes maken het park zeer persoonlijk.
Daarna zwerf ik opnieuw door de streek ten noorden van Beaumont-Hamel, waar
het wemelt van de Britse erevelden. De opmars van 1916 verliep hier
desastreus; de massa gegraveerd marmer getuigt ervan.
Ik maak wandeltochten naar kraters, holle wegen en andere markante punten. De
zon is warm en de velden worden omgeploegd op zoek naar suikerbieten. De
bruine roestbonken die eens granaten waren liggen langs de weg. Op
vrijdagmorgen ben ik om 7 uur in Thiepval. Het memorial ligt in doodse
stilte. Dieren schieten alle kanten op. Als het in het oosten daagt maak ik
een fotoserie. Het blijft een lelijk bouwwerk, zelfs bij de eerste
zonnestralen van een nieuwe dag.
|

Drie erevelden
op een steenworp afstand van elkaar bij Beaumont-Hamel
|
Van Thiepval rij ik met de kap van de MX-5 naar beneden de fraaie rit naar
het New Foundland Memorial in Beaumont-Hamel. De contouren van dit
slagveld in de vroege morgen zijn imposant.
Ik wandel naar Y-ravine en kijk over mijn schouder. Zelfs nu is niet moeilijk
voor te stellen wat een hel het geweest moet zijn om over deze helling op te
hollen richting de mitrailleurs.
Veel bewuster dan tijdens mijn eerste bezoek zoek ik mijn weg over de smalle
wegen van de streek. Enkele Britten op leeftijd bij het dramatische Welsh
monument knopen een gesprek aan. De vallei bij Mametz wordt zorgvuldig
bestudeerd en de dapperheid van de Welshmen geprezen.
Lang breng ik later door op Heilly Station Cemetery. Bij deze plek achter de
linies stonden door de oorlogsjaren heen verschillende verbandplaatsen.
Ontroerend zijn de vele grafstenen waar twee namen in gegraveerd zijn. Vaak
werden de gewonden zo dicht bij elkaar begraven dat dit de enige oplossing
was.
De persoonlijke berichten zijn mooi en opvallend frequent aanwezig. Ze maken
grote indruk op me.
Oh, for a touch
of a vanished hand
And a sound
of a voice so still
Sleep on beloved
and take thy rest
Good night Tom
Rest in peace
Dorpsbewoners maken zonder morren de
kerkjes open waar monumenten, gedenkkruizen en stille stenen een plaats
hebben gekregen.
|

Restanten van
loopgraven in het landschap van het New Foundland Memorial
|
De dagen erna is het s'morgens mistig, zoals het in de Somme-gebied vaak
mistig is: soms ondoordringbaar, soms volledig opengetrokken.
Ik volg het spoor langs de monumenten van de Kaiserschlacht, voorjaar 1918.
Hoe ver de Duitse legers kwamen is indrukwekkend: voor de poorten van het
cruciale knooppunt Amiens, met een overwinning voor het grijpen.
Onwillekeurig denk je aan alle jongens die dit slagveld twee, drie keer
moesten passeren: in 1914, in 1916 en nu weer. Om moedeloos van te worden.
Wat ze in 1918 natuurlijk ook waren.
Sommige plekken zijn in de nevel adembenemend. Het kruis voor kapitein
LaLande aan een eenzaam weggetje in de velden...De gedenksteen voor sergeant
Jean de Seganville..De koude mist vecht tegen de dappere zon- en verliest.
Een briljante nazomerdag volgt.
Ook een dag later begint grijs. De begraafplaats van MarcelCave ligt in open
veld, maar met vrijwel geen zicht rij ik er zeker vier keer voorbij. Het
levert mooie beelden op, glinsterende spinnenwebben op de witte
kruizen. Ik begeef me ook een dag aan de andere kant van de A1, waar de
Duitse troepen hun opmars in 1918 startten. Ook van deze gebeurtenis zijn nog
getuigen. Het is wel 60 km van de kop naar de staart van de opmars. Zelfs met
de cabrio nog een eindje.
Ik rij met de kap naar beneden in de zon, frisdrank en een lunchpakket naast
me. Contrast. Kippenvel.
Na een paar prachtige dagen in de Somme-regio stuur ik naar huis, overtuigd
van het feit dat mijn beeld van dit deel van de frontlijn kan worden
bijgesteld. De toppen van de Vogezen zijn nog altijd diep in mijn
geheugen gegrift, de St. Mihielsaillant is prachtig authentiek, Verdun een
verstard stuk historie; de Somme heeft van al die emotie en indrukken
iets.
In Nederland staat een file.
|

ANZAC-day in
Halls Creek
|
2007-2008: Australië
In December kan ik eindelijk de volledige site in het Engels vertalen. Tot nu
toe was slechts een klein deel tweetalig. Ook een officiële domeinnaam wordt
werkelijkheid: www.Dengrootenoorlog.nl.
Australië heeft, als een van de belangrijkste leveranciers van jonge,
enthousiaste vrijwilligers, vele oorlogsmonumenten: In maart,
april en mei bezoek ik West-Australie, een dunbevolkt gigantisch land met
Perth als hoofdstad.
De Grote oorlog leeft hier volop. Elke boekwinkel heeft een stelling met
(vaak sterk nationaal getinte en daarom aantrekkelijke) reis-, dag-, en
geschiedenisboeken.
Ik koop er een tiental, waaronder het fantastische : The Great War" van
Les Carlyon, die eerder "Gallipoli" schreef.
"The Great War" behandelt de Australiërs in Vlaanderen en Frankrijk
en legt vaak de link tussen het slagveld nu en de ervaringen van toen. 865
pagina's historie.
Andere boeken zijn oa. "Backs to the
Wall" door G.D.Mitchell, "To win a war" door John Terraine en
"Gallipoli untold stories" door Jonathan King.
De grote inbreng van de Aussies, vooral in 1918, wordt me vanuit
verschillende invalshoeken duidelijk gemaakt.
Ieder dorp, hoe klein ook, heeft een goed onderhouden hoekje met een monument
en een soms indrukwekkende namenlijst. "Lest we forget".
25 april, ANZAC-day, waarop al vanaf 1916 de landing op de
stranden van Gallipoli worden herdacht, is Australie's belangrijkste
gedenkdag. In de vroege morgen verzamelen de inwoners van zelfs de meest
afgelegen gehuchten zich voor de dawn service, de nationale zenders doen
verslag, vlaggen hangen half stok. Australië weet hoe het gedenken moet en
heeft zoveel te gedenken..
In het vliegtuig terug naar Nederland weet ik me goed ingelezen in
Australie's Grote Oorlog, de Diggers, de slagvelden waarop de 5 divisies
actief waren en de tragedie die volgde toen de Australiërs eindelijk
thuiskwamen in een regulier leven dat nooit meer regulier zou zijn..
|

Perth War
Memorial
|
2009: de Marne herbezocht
Mijn laatste bezoek aan de Marne dateert van 2005. Het was een haastig
bezoek, gehinderd door slecht weer en onvoldoende informatie. Dit keer ben ik
grondig voorbereid op deze historische streek, waar de Duitsers zowel in 1914
als 1918 strandden in het zicht van Parijs.
Helaas kan september 2008 geen doorgang vinden; zoveel regen is er in heel
Europa zelden in 1 week gevallen! Het kompas staat op mei, waarbij ook de
streek boven Compiègne op mijn lijstje staat; een streek die nog wel eens
wordt overgeslagen omdat Somme en Marne de hoofdrollen opeisen.
Op de dag van de arbeid neem ik om 8 uur de afslag Compiègne. Het is stralend
weer, de reden voor mijn overhaaste vertrek. Natuurlijk is het moeilijk op
zo'n feestdag aan benzine te komen, maar via een vriendelijke Fransman met
wél een werkende creditcard (een Franse..) kan ik aan mijn tocht
beginnen.
Ik vond deze rit om het Bois de Thiescourt op een Franse website, en alhoewel
niet alle informatie me evenveel aansprak werd ik getrokken door de vele
details die een typische frontstreek heeft. Een frontstreek die ik overigens
nog nauwelijks ken; het landschap tussen Roye in Picardie en Soissons aan de Aisne,
de bocht in de frontlijn richting Parijs.
De dorpjes zijn typisch frontlijn; alles is na 1918 herbouwd en daarom vaak
saai. Het landschap is hier erg fraai; het Bois de Thiescourt vormde een
natuurlijke belemmering richting Compiègne en haar heuvels zijn schitterend
groen in dit voorjaar. Bovendien staan de uitgebreide koolzaadvelden in deze
tijd van het jaar volop in bloei; Frankrijk in geur en kleur.
Maar ook Frankrijk in doodse stilte. De kleine dorpjes zijn uitgestorven. De
sluiter van de camera maakt lawaai. Alleen Noyon is levendig, maar zeker niet
druk.
Ik trek door de streek langs de Aisne, de rivier die min of meer de frontlijn
vormde toen de eerste slag aan de Marne tot een einde kwam in oktober 1914.
De groene plateau's langs de noordoever rond Tracy, Vic sur Aisne en Moulin
sous Touvent bevatten nog ontelbare herinneringen. Stille monumenten in het
niets, ook voor gefusilleerde, onschuldige soldaten die na de oorlog weer
gerehabiliteerd zijn. Maar goed, dood niettemin, een slechte Franse
gewoonte.
|

Marquéglise,
ten noorden van Compiègne
|
Langs de rivier bij Confrecourt zijn de grotten van de Zouaven nog te
bezichtigen. Geen poespas, geen kermis, geen borden, zelfs geen fatsoenlijke
weg. Alleen de grotten, vol met soms prachtige soldatengraffiti. Veilige
schuilplaatsen, weg van het gevaarlijke plateau erboven. Sporen van
loopgraven lopen naar de rand omhoog.
Het is er doodstil, indrukwekkend en sprekend. Een smalspoor loopt weg in het
groen naar het dal. In de verte zijn soms quads te horen, die populair zijn
in deze streek; maar de vogels overheersen.
Met een zaklamp zoek ik me een weg door de gewelven. Dit is mijn hobby.
Na Soissons naar het zuiden heeft elke plek maar twee smaken: de tweede helft
van 1914 of medio 1918. De monumenten en gedenkstenen slaan de periode
november 1914 tot mei 1918 over; in de tussentijd was er het front aan de
Aisne.
Ik verbaas me over de enorme afstand die de Duitse legers in 1914 aflegden;
ze stonden vrijwel aan de Seine, terwijl de geschiedenis het heeft over het
wonder van de Marne! Dat die mannen zulke afstanden overbrugden, vooral te
voet en over keiwegen, is onvoorstelbaar.
Aan de randen van de frontlijnen van 1914 bezoek ik een paar Franse
Nécropoles. Ze hebben een volstrekt ander karakter dan de dodenvelden in de
Champagne en aan de Somme. Elk heeft hier een monument centraal staan dat de
gebeurtenissen gedenkt. Knotwilgjes omzomen de kleine velden. Ze zijn bijna
zonder uitzondering prima onderhouden.
En het is niet massaal: enkele tientallen kruizen, geen oneindige rijen.
Charmant bijna.
De Amerikanen deden in juni 1918 mee aan het stoppen van de Duitse stoomwals
in de buurt van Chateau Thierry. Het Bois de Belleau bevat bescheiden sporen
van het geweld, niet vergelijkbaar met Verdun of Vimy, maar de Amerikaanse
esprit de corps maakt veel goed. Was het niet een kapitein der mariniers die,
op een Frans voorstel om terug te trekken, riep: "Retreat? Hell,
we just got here!"
Kijk, dat vinden Yanks prachtig! En hij sneuvelde ook nog; een echte
held!
Belleau is een beetje Amerikaans, zoals Ieper Brits is. Het kerkje is van een
aparte charme, met Washington en La Fayette als hoofdpersonen in glas en
lood. De begraafplaats is van Amerikaanse perfectie, president Obama heeft
Bush in de ontvangstruimte gelukkig vervangen.
De afstanden worden nu heel groot. Van Meaux bij Parijs tot St. Menehould ten
westen van Verdun is hemelsbreed ruim 140 km, en het aantal interessante
plekken is nu op een hand te tellen. Maar de kap is naar beneden en rijden
over de kaarsrechte Franse wegen van de Champagne-Ardenne is heerlijk
relaxed.
De terugweg niet. File op de ring Brussel, regen in Nederland! De Marne wijkt
af van al die andere slagvelden. Die zijn geconcentreerd, compact. Die vormen
het litteken. De Marnestreek kenmerkt zich niet door maandenlange veldslagen.
Historisch gezien verloren de Duitsers hier tot twee keer toe de Grote
Oorlog.
|

Cimetière
Militaire du Chateau de Perreuse
|
Enkele weken
later laten de weerkaarten vier mooie dagen zien. Op een vrijdag koers ik
opnieuw de A2 af naar Parijs, en verlaat de snelweg bij Noyon aan de uiterste
noordpunt van het grote slagveld van de Marne van 1914.
Vlak bij Noyon staat een monsterachtige wand midden in het landschap. De
klaprozen bloeien er omheen. Een eenvoudige tekst verklaart dat hier de
Duitsers werden tegengehouden in maart 1918 tijdens de beruchte
Kaiserschlacht. De omgeving is prachtig, rustiek, zonnig, geurend. Noyon is
vergeven van herinneringen.
Opnieuw kom ik in verschillende dorpen de ondergrondse Vestiges tegen, de
grotten waarin de troepen schuilden en rust vonden vlak bij de frontlinie.
Dorpbewoners rijden me vooruit naar een paar locaties waar de argeloze
bezoeker bovenop kan staan zonder ze te vinden. De deuren zijn verrot en
scheefgezakt, een klein bordje meldt: Vestige 1914-1918. De tastbare
ondergrondse oorlog. De vaak kunstige beeldhouwwerken zijn gestolen:
uitgehakt en weggevoerd. Hekken en deuren houden deze dieven niet tegen.
Soissons is ook zo'n karakteristieke stad die de Grande Guerre ademt. Musea,
de kathedraal, monumenten (waaronder het typische Britse monument met de drie
abstracte soldaten), begraafplaatsen...De stad ging verschillende keren in
andere handen over en lijkt nooit meer te zijn losgeweekt van die ervaring.
De historische frontlijn tussen Noyon en Soissons is een aaneenschakeling van
locaties en herinneringen.
Dit is de reis van andere nationaliteiten. Hier vochten Russen, Denen,
Italianen, Tsjechen; hun begraafplaatsen zijn exotische plekken in het
landschap van de Champagne. De Italiaanse Cimitero Militare Italiano bij
Chambrecy is stijlvol, prachtig aangelegd en gelegen. De vlaggen wapperen op
de heuveltop, de cipressen zijn strak geknipt, de kruizen staan strak in het
gelid. Een zuil aan een pad, marmeren boeken met fraaie teksten, een imposant
hek.
Een grootse plek voor een twijfelachtige bondgenoot. En wat doe je als in de
volgende oorlog de Italianen met de Duitse agressor meedoen?
|

Stadsmonument
van Chalons
|
Reims komt ook niet weg van het verleden. Niet vanwege haar symbolische
kathedraal, niet vanwege de gehavende fortenring, niet vanwege de monumenten,
niet vanwege Pompelle. Het zwaar gehavende fort aan de drukke weg ten oosten
van de stad bevat een goed verzorgd museum met als kroon de prachtige
verzameling vooral Duitse helmen en hoofddeksels. Mijn mond valt open bij die
pracht en praal, de pluimen, leeuwen, kruizen- goud, zilver, rood, blauw. De
doodskoppen, kreten en kinbanden. Hier zien we oude oorlog in al haar
Napoleontische, of eigenlijk Pruisische pracht.
Verderop in de Champagne, gelegen aan de eindeloze wegen in de vruchtbare
heuvels, ligt Chalons, een vrij onopvallende stad in het geschiedenispallet.
De Duitsers trokken door de stad in september 1914, maar de bezetting was
zoals bekend van korte duur. Joffre duwde de vijand terug tot boven de lijn
Reims-Verdun.
Maar Chalons heeft het wellicht mooiste stadsmonument dat ik tot nu toe op
mijn reizen vond. Vier poilu's, een jonge officier met stok en verrekijker
voorop, drie manschappen erachter. Ze hebben het zichtbaar koud en zijn moe.
Een van hen zeult een Hotchkiss-mitrailleur mee, hij gaat gebogen onder het
gewicht. Hun gezichten staan op vermoeide grimmigheid, ze gaan voort. Het is
prachtig.
Helemaal aan de oostkant van de slagvelden van de Marne tussen Saint
Menehould en Vitry le Francois is hard gevochten in 1914. De Nécropoles
verschillen sterk. Klein, groot, verzorgd of vervallen. Vitry heeft op de
lokale nécropole een charmant bouwsel staan, waar bij nader inzien alle
gevallenen en slagen op zijn bevestigd. Bedrieglijk tussen de engeltjes...
Na enkele dagen ben ik full circle in
Chateau-Thierry. Aan de Marne geniet ik van de zon, vlak bij de
demarcatiepaal die natuurlijk liegt over het feit dat de Duitsers niet verder
kwamen. In 1914 stonden ze nota bene bij de Seine. De stad, met z'n
Amerikaanse sausje, is charmant en ligt centraal in de Marne-slagvelden van
1918. De volgende dag rij ik via Nery naar huis en vind op de plaatselijke
begraafplaats de graven van enkele Britten die op 1 september 1914 een
heroïsche charge op de Duitse aanvallers uitvoerden. Zo lopen 1914 en 1918
hier door elkaar, vier jaar uiteen maar in alles verbonden.
De zon schijnt op de Marne.
|

cimetière
militaire de Riche: hart van Lorraine
|
2009: de slag aan de grenzen
In de zomer van 2009 pak ik een oud dossier uit de kast. Door een zeer
gedetailleerd boek van Terence Zuber wil ik meer weten en zien van de slag om
de grenzen. Franse en Waalse sites bieden een schat aan informatie. Enkele
Franstalige boekjes (in andere talen is nauwelijks iets te vinden) vullen
aan. Ik maak een Googlemap en plot alle aansprekende plekken. Er vormen zich
3 concentraties: rond Charleroi, tussen Givet en Longwy en de driehoek Metz,
Charmes en Sarrebourg; de slag in Lorraine.
Aan de Marne werd maanden gevochten en is nog een massa te vinden; toch zijn
de weken die de slag aan de grenzen duurde ook goed voor veel monumenten,
opvallend veel Nécropoles en friedhofs en zelfs villages détruits. De map
groeit, het reisplan vormt zich en aan de oostkant van Nancy is een Campanile
te vinden. Alles wat ik nu nodig heb is een klein weekje mooi weer.
Medio September staan alle seinen op groen. Op een vrijdagmorgen om 3 uur
tour ik naar Metz, stad in de grensstreek van 1914. De toenmalige grens was
in 1871 vastgesteld na de voor de Fransen desastreus verlopen oorlog tegen de
Pruisen. Het leverde ook nog eens een verenigd Duitsland op, dat in
Versailles tot stand kwam. Vernedering op vernedering en twee rijke
provincies armer: Lotharingen en de Elzas.
Historisch is de slag aan de grenzen een voetnoot, maar dwars door het mooie
Lorraine liep wel degelijk een front, werd soms hard gevochten, verdwenen
dorpen, werden linies opgeblazen.
De datum die overal overheerst is 20 augustus 1914, toen grote legers
frontaal op elkaar knalden. Het resultaat: tienduizenden slachtoffers en
daarom prachtig gelegen kerkhoven met soms adembenemende monumenten. Voor
veel Fransen belichaamt Lorraine het begin van de victorie aan de Marne.
De Moezel is een natuurlijke barrière naar de saillant van St. Mihiel naar
het westen. Waar de charmante heuvels overgaan in laaggebergte beginnen de
Vogezen naar het zuiden.
Elk dorp heeft ook hier zijn historie. Een paar kruizen op een rommelig
kerkhof. Een vliegtuigbom in een kerk. Abri's en blockhäuser op heuveltoppen.
Glas in lood boven de preekstoel. Kleine en torenhoge monumenten. Eenvoudige
stenen langs de weg, waar het verkeer langs suist.
Hier trokken de strijdlustige Fransen richting Duitsland, getooid in de
kleuren van de 19e eeuw volgens de leer van kolonel de Grandmaison: "Wat
de vijand van plan is is van geen belang". Dat feest duurde een paar
dagen, toen was van het grote offensief niets over.
Lorraine heeft erg veel herinneringen aan augustus 1914, en veel minder aan
de jaren erna. Toen trokken Verdun, Ieper en de Somme alle aandacht naar zich
toe. Toch zijn de Nécropoles hier verzorgd, soms on-Frans fraai. De lokale
Cimetières blijven wel een rommeltje, want dit is Frankrijk- maar dat maakt
een rondreis in deze streek zo bijzonder; Franse trots op een grote nederlaag
die op het nippertje door een strijdlustig generaaltje tot kleine overwinning
werd gemaakt: Foch. Het zou zijn oorlog worden, en de zegetocht begon in
Lorraine.
Na enkele intensieve dagen in het gevarieerde landschap van de openingsdagen
van den Grooten Oorlog laat Lorraine een onuitwisbare indruk achter. Het meesterwerk
van Barbara Tuchman onder de nazomerzon van 2009. Op de terugweg regent
het pijpenstelen.
|

Schoolklassen
onder de Menenpoort
|

Vervaagde
gedenksteen in St. Hadelin
|
In juni rijden we
opnieuw naar België; dit keer naar het land van Herve, de driehoek Luik,
Maastricht en Aken.
Doel zijn de interessante bezienswaardigheden die in het boekje "Luik,
augustus 1914. Zoektocht naar een vergeten slag" beschreven zijn. Het is
tropisch warm als we bij Eijsden de snelweg verlaten en de streek rond het
charmante Visé verkennen.
Wat direct opvalt zijn de vele moorden
waarmee de Duitse inval in augustus 1914 gepaard ging. Dorp na dorp heeft
gedenkstenen en monumenten die burgers herdenken.
Ik ben met België op de site begonnen; een groot avontuur. Er is zoveel om te
gaan zien en onderzoeken! Deze trip rond fortenstad Luik is niet meer dan een
voorproefje, een smaakmaker. We laten het koele bier goed smaken op enkele
van de vele terrassen in de streek. Toerisme en verleden mengen goed en we
volgen globaal de loop van de geschiedenis van begin augustus 1914. De
komende maanden en jaren trekken we met de plunderende en moordende Duitse
troepen westwaarts.
2010: België
Eind 2009 verdiep ik me eindelijk in
België, na er 5 jaar lang doorheen te zijn gereden op weg naar de
frontlijn.
De hoeveelheid digitale en papieren informatie is geweldig. Mede daardoor
besluit ik in 1914 en aan de oostgrens te beginnen. "Luik, augustus
1914. Zoektocht naar een vergeten slag" door Drs.Jules Brabers en drs Rob Lemmens
is net uit en vormt een prima naslagwerk voor een eerste reis, die voor de
lente gepland staat.
Luik was een hindernis van betekenis voor de Duitse legers die binnen enkele
weken Parijs dienden te bereiken. De 12 Strategisch gelegen forten rond de
stad hielden slechts enkele dagen stand, maar voor de afloop van de Grote
Oorlog zouden die van cruciaal belang zijn.
Voor die tijd echter dient zich spontaan
een briljant pinksterweekeinde aan en besluiten we samen naar de Westhoek te
rijden. Ik weet dat ik nog veel plekjes niet op de site heb staan en zij is
sinds vorig jaar, toen we door Ieper reden terug van vakantie geboeid door
die vreemde Britse stad.
We koersen op Nieuwpoort en starten bij de sluizen. 5 Jaar geleden begon ik
hier mijn ontdekkingstocht. In die tussentijd heb ik zo veel gezien,
gefotografeerd en gelezen dat het een eeuwigheid geleden lijkt. Langs de
spoordijk bij Ramskapelle zijn enkele dug-outs nagebouwd, kompleet met
betonnen zandzakken. Er wordt nog steeds aan de erfenis gewerkt, de
geschiedenis is niet af.
De hele regio is razend druk Langemark, Essex Farm, De Brooding soldier,Tyne
Cot en Ieper zelf ontvangen bussen vol met schoolklassen, ouden van dagen,
spoorzoekers, hobbyisten zoals ik. Het lijkt elk jaar drukker te worden onder
de Meense poort. Om half acht is er nauwelijks plaats meer.
Maar daar omheen is de Westhoek nog altijd die typische stilte en schoonheid,
waar de ellende jarenlang een hoofdrol had. Het is een land van uitersten,
van de velden vol marmeren stenen naar een goed terras, van een herdenking in
stilte naar de Bourgondisch gevulde dis.
Drie dagen rijden we rond met het dak naar beneden in stralend weer en
overdenken de ervaringen in de kasteeltuin van Zonnebeke, op de treden van
het Australische monument in Polygoon wood, bij de kerk van Passendale en in
het schone Diksmuide.
Een dag na Pinksteren zakt de temperatuur en regent het. Mooie en vreemde
dagen.
Augustus 2010: Luik en omstreken
Een paar weekends in het jaar vallen de openingstijden van forten rond Luik
gunstig. Dat wil zeggen dat voor de rest van het jaar vrijwel geen enkele
samenhang te vinden is in de wirwar van tijden, dagen en voorwaarden. Er moet
een waar excel-bestand aan te pas komen om uit te rekenen dat in augustus het
tij gunstig is. Dus weken na mijn kennismaking met België in den Grooten
Oorlog reis ik af naar Luik.
Die stad heeft geen goede naam. Het imago van industrie, verval en vervuiling
heeft haar decennia achtervolgd. Via Visé is het een steenworp naar de oude
stad aan de Maas. Dat kenschetst Luik ook: snelwegen dwars door, rond, en
onder de stad.
Eenmaal van het gladde asfalt begint een 4-daagse lijdensweg. De wegen van
Luik zijn zonder uitzondering beroerd. Gaten, scheuren, kinderkopjes,
putten...: het leven in een MX-5 is nauwelijks te harden als je hier op
speurtocht bent. Veel wegen zijn bovendien afgesloten, maar er wordt, zo op
het oog, nergens gewerkt.
En dan de weg vínden! De logica achter zoveel onlogisch eenrichtingsverkeer
is ver te zoeken.
Genoeg over Luik zelf. Ik begin mijn speurtocht met het boekje van Lemmens en
Brabers als leidraad.
Ik zoek mijn weg langs de twaalf forten ( na de Grote Oorlog werden het er
16). Net als in Nederland en Frankrijk zijn veel forten verworden tot
speelplaatsen, schietbanen, industriegebieden en dergelijke. Het is
onbetaalbaar geworden om deze militaire complexen te onderhouden.
Bij ieder fort is een monumentje te vinden, wat grif melding maakt van de
twee Wereldoorlogen die de fortenring moest verduren. Veel forten liggen
prachtig in het landschap om de stad. De vele heuvels en dalen maken het een
aantrekkelijk gebied voor de automobilist. Het is een waar avontuur om de
hellingen naar Wandre of Ougree te beklimmen!

Fort
Chaudfontaine, Luik
|
Sommige forten zijn vrijwel nooit open, of
een dag per maand. Het is allemaal vrijwilligerswerk en dat is veeleisend. De
openingstijden van de forten verschillen net zoveel als de forten zelf. In
Flemalle bijvoorbeeld ben ik de enige als ik op zaterdag om 10 uur de poort
binnen rijd. De gids, een stoere Belg in camouflagepak, is opgewekt en haalt
de schouders op. Ach, zo gaat dat. Met evenveel verve brengt hij zijn
verhaal. Het fort is nat, koud en authentiek.
In Lantin wordt met automatische telefoons gewerkt, die een verhaal in het
Nederlands vertellen als je een ruimte binnenloopt. De gastvrouw kan helaas
niet op normale gesprekstoon communiceren maar doet erg haar best. Lantin is
keurig opgeruimd en geschilderd.
Loncin is zelfs professioneel vormgegeven. Een klein maar prachtig museum met
enthousiaste gidsen die de moderne maquettes gebruiken om de droeve
geschiedenis van Loncin te vertellen. Loncin is het boegbeeld van de
fortenring; beschoten door Dikke Bertha, massagraf, hoofdkwartier van de
angstige generaal Leman. Ieder fort zijn verhaal, zijn tragiek, zijn
oorlogen.
In de stad Luik bevindt zich het geallieerdenmonument van België. Luik, dat
heldhaftig tien dagen standhield (en dat veel langer had gekund als Leman
zijn troepen niet had teruggetrokken op de linkeroever) werd uitverkoren als
locatie. De lelijke toren is netjes opgeknapt na decennia van verval. De
bijbehorende basiliek is een bouwval. Het terrein, vol monumenten, is een
vuilnisbelt.
Cimetière de Robermont in Luik en cimetière de Rhees in Herstal zijn
historisch de belangrijkste algemene begraafplaatsen. Robermont heeft
een militair veld dat sterk lijkt op een groot voetbalveld. Er op en er
omheen staan de plots. Serven, Italianen, Russen, veel Belgen. Het is een
chaos. Alles hier is in verval en behoeft dringend onderhoud. 1 klein plotje
is perfect geknipt en bijgehouden: de Britten weten hoe het moet...
Rhees is al net zo'n bende. Drie mannen in overalls kijken een uur lang met
belangstelling naar de Nederlander die de monumenten vastlegt. Ze zijn er
denk ik voor onderhoud wat op het oog al jaren niet meer wordt gedaan.
De militaire begraafplaatsen zoals Boncelles en Wandre zijn overigens keurig.
Ander ministerie.
Luik is oude glorie. Haar ultramoderne treinstation steekt schril af tegen
alle bouwval, afval en verval. Hoe mooi het weer ook is, je komt niet voor je
plezier in Luik. Na 4 dagen rijd ik opgelucht terug langs een voorbeeldige
parel aan de Maas; Maastricht!
|

Cimetière
d'Ougree
|
september 2010: De Ardennen
September geeft gelegenheid voor nog 1 tripje. Het weer houdt niet over, maar
het voorjaar van 2011 is nog zo ver weg... Ik lees al een tijdje Terence
Zuber's verhaal van de slag in de Ardennen, onderdeel van de slag aan de
grenzen. Niet alleen in Lorraine kregen de Fransen een pak slaag: over de
hele noordelijke linie (tot aan Charleroi) bleken de Duitsers beter getraind
en uitgerust. Tussen Longwy en Dinant drongen de rode broeken en blauwe
jassen aan; de feldgrauen sloegen hen terug.
Benieuwd of slechts een week vechten veel herinneringen heeft achtergelaten.
Per slot van rekening was dit zo'n gelegenheid voor de twee machtigste legers
van hun tijd om de krachten te meten.
Ik word niet teleurgesteld. Tijdens de zomermaanden stapelen zich de
monumenten en begraafplaatsen op; steeds meer pijlen verschijnen op mijn
stafkaarten. Eerst verken ik het Bassin de Longwy, wat van Audun tot Virton
dagenlang in brand stond. Een aardige, landelijke streek met veel gemengde
begraafplaatsen.
Daarna is het tijd voor het grensgebied
tussen België en Frankrijk. Daar doemen bekende namen uit de voorbereidingen
op; Ethe, Gorcy, Rossignol. Ridderlijke slagen, nauwelijks loopgraven,
kanongebulder. Inderhaast aangerukte Duitse regimenten die de felgekleurde
Franse regimenten verrassen. Groene heuvels, donkere bossen en kleine
dorpjes; veel verschil met 1914 zal er niet zijn geweest!
Via de prachtige wouden rond Suxy, waar de Fransen doorheen trokken terug
naar het zuiden, verslagen bij Neufchateau, verken ik Bertrix, Paliseul en
Neufchateau zelf, waar slagen plaatsvonden op de hellingen ten westen van de
stad.
|

De
begraafplaats van Neufchateau, met Franse en Duitse graven uit augustus 1914
|
Mooie begraafplaatsen, goed onderhouden en
vrijwel allemaal voorzien van Franse en Duitse graven. Persoonlijke
monumentjes in een bosrand. De enorme afstanden die de infanteristen te voet
aflegden. Verkenners met lansen, glimmende helmen en briesende paarden. Piekhelmen
met stoffen camouflage. Veel doden onder de burgerbevolking; de moord op 117
inwoners van Rossignol. Onder aan de spoorovergang van Arlon staat een
vergeten monument, uiteindelijk aangewezen door een stokoude bewoner die zijn
hondje meesleept.
De hele streek is destijds getroffen door een oorlogswervelwind, die na
enkele dagen ging liggen. 4 lange oorlogsjaren in de ertsrijke streek zouden
volgen.
Op de terugweg doe ik Bastogne en enkele dorpjes aan richting Maastricht. De
Ardennen liggen er prachtig bij; natuurlijk zijn toeristen in de meerderheid.
Juli 2011:
Charleroi, Namen en Dinant
De
zomer van 2011 gaat de geschiedenis in als een van de natste in de historie.
Als je dan ook nog richting Charleroi reist, is het dubbel grijs en miezerig.
Ik rij bij Namen de snelweg af en duik spoorslags de geschiedenis in bij
Champion. De twee spiedende soldaten in steen op het kerkhof, een Frans, een
Belgisch, geven precies weer wat er in deze regio centraal stond; de warrige
en onrustige samenwerking tussen de 2 landen in een poging het machtige
Duitse leger eerst de pas af te snijden en daarna tegen te houden aan Maas en
Sambre. Ik
rij door Namen, wat opvallend weinig herinneringen koestert aan die warme
augustusdagen in 1914. Langs de Maas is de oude vestingstad best charmant en
de vesting zelf torent als een grijze hoekige massa boven de stad uit. Bij
het VVV gaan ze drie kwartier eerder open om me van dienst te zijn, dat is
hartverwarmend, maar verder is het koud en nat. 12 graden eind juli!
Van Namen is het niet ver naar Dinant, een
beladen naam vanwege de schokkende massamoord op honderden burgers. Je mag
kwaad zijn dat je beschoten bent, maar kinderen, baby’s en vrouwen executeren
was en is een wandaad. De citadel is kermis, volksvermaak. Stuitend dat in de
winkel niets te vinden is van echte waarde; alleen plastic uit Hong Kong. En
het blijft koud en grijs. De Franse grens is luttele kilometers verderop,
geen klassieke invasie dus wat de Fransen presteerden, bijna een wandeling in
de achtertuin. Dat er hard is gevochten om de nu zo charmante Maasstad staat
vast. Kleurrijk elan contra goed getrainde en gedisciplineerde troepen.
|
|

De Poilu op
het monument van Sambreville
|
|
Ik rij door het
landschap van de Sambre, tussen Namen en Charleroi. Een rommelig schouwspel, veel
industrie, grijze dorpjes. Hier en daar een spoor van heldendaden, meest
vervallen monumenten, een enkele begraafplaats. De Fransen in Auvelais liggen
prachtig op hun heuvel boven de rivier.
Charleroi zelf is grijs in vrijwel alles. Omringd door oude wijken en massa’s
industrie heeft het alle glorie lang verloren. Enkele monumenten, veel graven
en straatnamen herinneren aan het feit dat hier Duitsers en Fransen slaags
raakten in de straatjes. Ik ben blij dat ik de stad uit kan en de groene
velden ten zuiden van de stad in kan rijden. Soms duikt een eenzame obelisk
op om voorbijgangers te wijzen op enkele bloedige dagen honderd jaar geleden.
Franse en Duitse graven in het bos zijn nu een mooie plek, rustig en
verzorgd. In een kring rond de stad liggen de Nécropoles van de verliezers,
de kruizen allemaal voorzien van augustus 1914. Soms zie je de grote legers
voorbij trekken op de smalle wegen, het koren in de velden. Zoveel verschil
in sfeer en omgeving is er niet. En het blijft regenen en koud zijn. Het
hoort zo bij deze streek dat ik stoïcijns blijf fotograferen. Want zo hoort
het. Grijs.

Belgische
graven in Masnuy-Saint-Pierres bij Mons
|
September 2011: Mons
Lang heb ik de fraaie streek rond Mons links laten liggen. De schermutseling
tussen de vijf Britse divisies, vers geland in Frankrijk, en het machtige
Duitse leger op Joffre’s linkerflank is flink uit zijn proporties gegroeid in
de loop der jaren. Vergeleken bij de enorme Franse slachtpartijen in de
Ardennen en in Lotharingen was French’s eerste beproeving marginaal. Toch
heeft Mons iets magisch. Voor velen begon- en eindigde het daar; een
prachtige plek aan de Chaussee de Bruxelles is waar je twee monumentjes
vindt: het eerste treffen en de plek waar de Canadezen op 11 november 1918
halt hielden- precies tegenover elkaar. Ertussen 20 miljoen doden en de meest
ingrijpende periode van de 20ste eeuw!
Het is plezierig rondrijden en zoeken. Zoals vrijwel alle Brits georiënteerde
slagvelden wordt er veel aandacht besteed aan ontvangst, routes en
monumenten. Flenu en St. Symphorien Military Cemetery maken het meeste
indruk. Het weer zit mee en zo resten enkele plezierige dagen in zuid-België.

schilderij
in het Legermuseum te Brussel
|
Brussel
Augustus 2012 later bezoek ik Brussel. De hoofdstad baadt in de warme
zomerzon en samen met mijn vrouw doorkruis ik de hoofdstad op zoek naar
begraafplaatsen, vele gevarieerde monumenten en musea. Het legermuseum is een
plaatje en de vliegtuigcollectie in de luchtvaarthal is prachtig. We
combineren het oorlogsverleden met mosselen in het oude centrum en genieten
van Brusselse gastvrijheid.
In de herfst besluiten we de Westhoek weer eens aan te doe nom wat
aanvullende foto’s te maken. Een prachtig warm weekend sluit het seizoen 2012
af.
april 2013: Artois
In 2013 staan er diverse trips op het programma.
In april reizen we samen naar Artois. Het koele voorjaar is een keertje
gunstig gezind en op de eerste dag in de vroege morgen staan we met opgaande
zon in Ploegsteert Wood. Via Armentières en de streek van het Duitse
Georgette offensief van voorjaar 1918 volgen we de linie langs Fromelles,
Neuve Chapelle en Loos. Ik heb in de voorbereidingen nog veel locaties
gevonden die ik op de site wil hebben.
Notre dame de Lorette, Vimy en de beruchte heuvelrug baden in de
voorjaarszon. We bezoeken de grotten van Arras en bekijken het slagveld van
april 1917, waartoe ook Vimy behoort. Het is een uitzonderlijke reis met een
100% score op alle plekjes die ik wil fotograferen. Ongehoord!

voorbeeld van Britsen in de grotten van Arras
|
juli 2013: Leuven, Halen en Tienen
In juli rijden we naar Leuven en bezoeken de bescheiden slagvelden van Tienen
en Halen. We vragen ons af of deze dappere Belgische pogingen om het enorme
Duitse leger op te houden, effect hebben gehad aan de Marne, een maand later.
De uitvallen uit Antwerpen zullen de Duitse bevelhebbers hoofdpijn hebben
bezorgd.
De streek is prachtig, Halen en Tienen hebben beiden hun bescheiden museum,
maar druk bezocht zijn ze niet. Sonde dat lokale initiatieven een langzame
dood lijken te sterven; ze verdienen beter. In Halen worden we ontvangen door
mw. Stroobants,
echtgenote van de overleden oprichter. Er is verder niemand. We praten met
haar. De
gemeente wil aan de herdenkingen sleutelen na de herdenkingen van 2014.
Subsidiekranen zijn dicht. Wat moet er worden van dit stukje Belgische
glorie?
We eten en slapen in het zonnige hart van Leuven. De stad werd deels in de as
gelegd inclusief de beroemde bieb. Gevelsteentjes laten zien hoeveel huizen
warden vernield. Voor die tijd ongehoorde barbarij, nu helaas gemeengoed.
En wie denkt nog aan de cyclisten, de zilveren helmen, de kranige weerstand?
We gummen geschiedenis langzaam maar zeker en het voelt niet goed.
augustus 2013: Westhoek
Drie dagen om achterstallig onderhoud te doen in de Westhoek. M.n. De
achterlanden van de frontlinie bevatten nog vele schatten met even bijzondere
verhalen. Langs de kust is het opvallend rustig in deze mooie zomerperiode.
Het Zouavenmonument in Koksijde, kerkvensters in Pervijze of Esen, kerkhoven
in Adinkerke of Hooglede; een stukje Frans, beetje Engels, en over de IJzer
overgebleven Duits. De gasaanvallen kruisen de Belgische opmars naar
Houthulst, een Frans kruisje in Zuidschote kruist de prachtige gemeentelijke
begraafplaats van Roeselare, eenzame kruizen in Loker en geweldige schoonheid
in triestheid in Menen. Ik doorkruis het hele gebied van de Iepersaillant, op
zoek naar kleine en grote gebeurtenissen. s ‘avonds luister ik naar de Last
Post onder bomvolle Menenpoorten, slenter door de Menenstraat langs boeken en
medailles en kijk naar eindeloze rijen toeristen die het kanaal zijn
overgestoken.
|

Belgische
militaire begraafplaats van Steenkerke
|
Waarom zijn dit
mooie reizen? Uiteraard is daar de passie voor het vinden van dat monument,
dat venster, die plaque aan een muur. Dan het vastleggen; informatief maar
ook altijd op zoek naar de aparte invalshoek. Het reizen door de rustige
streken van België en Frankrijk, waar je de echte bevolking treft;
hulpvaardig, bezig met leven in voorheen dode streken. En thuis wachten
duizenden foto’s om onderzocht, gerubriceerd en gepubliceerd te worden
tijdens de koude wintermaanden. Bovenal heerst het gevoel verbonden te zijn
met een tijd die afschuwelijk was en historisch tegelijk; jaren die ons
voorgoed veranderden, de wereldkaart aanpasten, oude culturen liet
verdwijnen. Dat allemaal in een reis stoppen maakt het een grote
ontdekkingstocht vol energie en avontuur.
De derde dag giet
het en in een MX5 is dat erg vervelend. Hoort er ook bij.
September 2013: Cambrai en St. Quentin
Met Artois in april
is Cambrai een vrij logisch vervolg. De grote driehoek
Arras-Cambrai-St.Quentin beslaat eigenlijk heel veel verschillende
veldslagen. De opmars van 1914, de race naar de zee, de Somme 1916, de
terugtocht op de Hindenburglinie, de aanval rond Arras en Vimy 1917, de
tankslag van Cambrai 1917, de Kaiserschlacht van 1918, de tegenaanval en de laatste
100 dagen richting de wapenstilstand. Ik kom graag in deze streek. De oude
Romeinse wegen bakenen het gebied af, het landschap is golvend en heerlijk
rustig en de steden vormen met Péronne en Bapaume aantrekkelijke bakens in de
zee van heuvels. Mijn vrouw reist mee en we hebben alweer enkele prachtige
dagen aan het einde van een toch al geslaagde zomer.
Ik besluit globaal drie keer west-oost te rijden vanuit Cambrai. De eerste
rit is van Arras door de voormalige linies van 1917 richting Cambrai- de route
van de heldhaftige Canadezen onder generaal Curie in de laatste 100 dagen van
de oorlog. Ze zouden uiteindelijk in Mons stoppen op 11 november.
De Canadezen waren
niet van bombastisch, zoals de Amerikanen. De monumenten zijn klein,
bescheiden, informatief en relatief nieuw; alsof ze het niet nodig vonden
alle hoogstandjes te memoreren. Toen de ellende achter de rug was werden ze,
samen met de Australiërs, tot beste geallieerde stoottroepen uitgeroepen.
Wat ze langs de
huidige D939 uithaalden is niet minder dan een mirakel. Na Ieper, Passendale,
Vimy en de tegenaanval vanuit Amiens het zoveelste succes dat de kolonialen
op hun erelijst konden schrijven. Ik ken de route, monumenten en plaatsen
vrij goed. Monchy, Dury, Marquion, Bourlon; zorgvuldig geplande
succesnummers. De rit is fraai, zonnig, heerlijk in dit najaar. Onderweg in
Bullecourt doen we ook het museum aan dat de Australische aanvallen op de
Hindenburglinie op fraaie wijze memoreert. Het staat er nog maar net. Opnieuw
een signaal dat de Grote Oorlog allerminst vergeten is.

Deborah
in Flesquieres
|
De tweede route loopt globaal van Bapaume naar Cambrai langs de sporen van de
eerste grote tankslag in de historie: de doorbraak van de Hindenburglinie met
bijna 500 tanks. De tank Deborah in haar schuur in Flesquieres wordt omringd
door vrijwilligers die museum en omgeving reorganiseren. De ontmoeting is
hartelijk en de gesprekken met hen geweldig. De ruimte is bezaaid met hulzen
en uitrusting, en de eigenaar loopt onrustig heen en weer: de eerste groepen
worden komend weekend weer verwacht.
In het Bois de Bourlon vind ik nog een klein monumentje van een tank die het
bos destijds heeft bereikt. Weer zo’n kruising van veldslagen..
De derde route
loopt via Péronne naar het oosten en dat betekent Fransen (1914), Australiërs
(Bellenglise) en Amerikanen (Bellicourt). Plaatjes van begraafplaatsen met
Franse kruizen en prachtige kerkvensters, een eenvoudig Australisch monument
op een heuvel en een fors Amerikaans flatgebouw recht boven het St.
Quentin-kanaal. Ik weet het, de Amerikanen deden de balans uiteindelijk
doorslaan, maar bescheiden..?
St. Quentin vind ik niet heel bijzonder en na deze frontstad scoren we nog
wat monumenten (zoals de plek waar de Duitse delegatie zich in november 1918
meldde aan de Franse linies) en koersen met de zon op de bol terug naar huis.
2000 foto’s, een prototype ontdekkingsreis en de laatste alweer van 2013. Op
TV worden de eerste gedenkprogramma’s aangekondigd.

Butte
de Montsec, 07.00 urr
|
Mei 2014: De Saint Mihiel Saillant
Op de dag van de arbeid landen we in Torgny, net iets boven de slagvelden van
Verdun. Een heerlijk dorpje met een prima hotel-restaurant in een oude
boerderij.
Op de rol staan vijf volle dagen in de saillant tussen Verdun en Pont-a-Mousson,
het fraaie gebied tussen Maas en Moezel. Deze tijd hebben we hard nodig. Veel
bestemmingen zijn per auto niet te bereiken en dat betekent veel klimmen en
wandelen. De donderdagmorgen is mistig en we rijden vrijwel zonder zicht
Frankrijk in. Gelukkig klaart het snel op. Langs Duitse begraafplaatsen
rijden we het slagveld van Verdun op, brengen een kort bezoek aan het
ossuaire, en vinden in de oude vestingstad nog een aantal gebrandschilderde
ramen. Een goed begin.
De saillant heb ik 8 jaar geleden bezocht, een koude en vochtige ervaring.
Dit keer is die ervaring totaal anders, zonnig, en het rijdt als een
vakantiestreek. Het jonge groen maakt de omgeving prachtig, het koolzaad
kleurt de omgeving geel en de Maas is een vriendelijke stroom die de route
voor de eerste dag bepaalt. We bekijken forten, ouvrages, monumenten en Saint
Mihiel zelf voordat we afslaan naar ons hotel in Heudicourt, wat een culinair
pareltje blijkt te zijn. Dag 2 besteden we aan de westelijke flank, van
Marbotte en haar macabere kerkje tot aan de nu doodstille Les Eparges, met
haar kraters en magnifieke uitzichtpunt. Dat het kan spoken in de saillant
weet ik, maar als we die zaterdag moeten krabben om 7 uur in de morgen is dat
een onprettige verrassing. Het Amerikaanse offensief staat op dag 3 centraal
en zoals gebruikelijk is er nadrukkelijk veel Amerikaans monumentgeweld. Dag
4 is voor de oostoever, Bois de Prětre en de villages Détruits. Dag 5 is
voor de lange wandelingen, op zoek naar enkele in de uitgebreide bossen verscholen
monumentjes. We vinden alles, dank zij grondige voorbereiding en goed weer.

2nd US division
bolder: de witte keien geven de route aan..
|
Ik moet mijn blik op de saillant herzien. De uitgestrekte vlakte, omringd met
imposante hoogten is charmant, levendig en heerlijk groen en geel. De
mistige, natte dagen van toen zijn vervangen door vijf fraaie, frisse dagen
nu. De dorpjes zijn gastvrij, we krijgen alle hulp die we nodig hebben, eten
en overnachten zijn een feest en de reis is meer dan geslaagd. 2100 foto's en
de zomer kan niet stuk. Bij Antwerpen staan we vijf kwartier in de file, maar
het feest kan niet kapot. Mission accomplished.
oktober 2014: Argonne
Om eind oktober,
begin november de Argonne in te rijden in een cabrio is doorgaans vragen om
moeilijkheden. Helaas kon het even niet anders; het werk bood geen eerdere
gelegenheid. Dus twee hotelletjes geboekt nabij Sedan en in Apremont en
rustig het weer scannen. Welnu: de zomer was er niets bij. de warmste
novemberdag van de eeuw en drie van de vier dagen de zon, de ideale
omstandigheden!
Wel erg modderig, wat de vele kronkelweggetjes in de streek gevaarlijk maakt.
De boeren rijden af en aan met ploegen, zaden en aardappelen, dus elke bocht
is link. Maar wat een oogverblindende schoonheid, wat een kleuren en wat is
er veel te zien...het was al bijna acht jaar geleden dat ik hier rondreed.

monument 87me Brigade d’infanterie in Cesse
|
Veel veranderd ook, want het toerisme en 100 jaar grote oorlog zijn nu
overal. Mooie uitlegborden, parkeerplaatsen, educatieve programma's...de
Argonne heeft het. Heden ten dage is er een heuse sergeant York route, een
1914-route, zijn monumenten keurig aangegeven, worden op veel plekken kampen
en loopgraven herbouwd en is vrijwel alles opgeknapt. Opvallend genoeg zijn
de Amerikaanse divisie-markers soms in verval, maar dat zal aan de gemeente
liggen waarin de veelvuldig opduikende obelisken, pilaren en adelaars zijn
geplaatst.
Een ander fenomeen in de Argonne is de kris kras door elkaar lopende
geschiedenis. 1870, 1914, 1918, 1944; deze streek heeft erg veel meegemaakt.
Mijn route begint in Sedan, waar Pershing in 1918 door de wapenstilstand werd
tegengehouden na een moeizame tocht door de Argonne-bossen. Langs de Maas
wisselen alle oorlogsjaren elkaar af. De passage van deze rivier is altijd
een bloedige aangelegenheid geweest.
Verder naar het zuiden doemen de beruchte linies van de Argonne op. Op de
Franse Nécropoles overheerst het rampjaar 1915, toen Joffre de doorbraak in
de Champagne en Argonne wilde forceren. De dichte wouden verbergen linies,
bunkers en kampen waar Fransen en Duitsers vochten of rustten.
De vierenhalve dag
zijn wonderbaarlijk. Indian summer op 3 uur rijden. Prachtige taferelen op
deze korte dagen, met laag staande zon en de uitbundige herfst als setting.
En wie zegt dat Fransen knorrig zijn? Als ik de MX rotsvast in een greppel
rijd bij Luzy st. Martin, zit de eerste Fransman die ik spreek binnen vijf
minuten op zijn John Deere en trekt hij me los. Kosten? Doe niet zo gek!
Koffie en even kletsen!

316th
Infantry monument op cote 304, la grande Montagne
|
Een kerk met mooie vensters die dicht zit? De jeugd van Brandeville raced met
mountainbikes naar de burgemeester en terug met de sleutel. Lol! En de twee
hotelletjes zijn ook nog eens heerlijk. In Apremont slaap ik voor 50 euro en
dineer ik voor 10 euro. Het kan nog.
In de Argonne.
Op de laatste dag in de avond begint het te regenen. Ik koers al richting
grens. Wereldtrip!
Oktober 2015: Champagne
De Champagne trok
me als bestemming voor mijn frontreizen nooit. Kaal, grijs, troosteloos en
voorzien van een serie militaire oefenterreinen waar je als Nederlander niet
op komt- ondanks alle pogingen via formele kanalen. Toch moet de streek weer onder
de loupe, want precies 100 jaar geleden was dit de locatie van oeverloze
ellende. Bovendien is er veel meer te vinden dan op de site staat.
Joffre probeerde vanaf eind 1914 de Duitse linies middels grinotage of
afknabbeltactieken te decimeren. Het kostte honderdduizenden levens en
leverde niets op. Zoveel tragedie komt je bijna tegemoet als je vanuit het
noorden over de heuvels het slagveld nadert. De eindeloze en troosteloze
dodenakkers liggen her en der in het landschap. Hier 14.000 kruizen, daar 9000.
Verlaten, kleurloos, somber.
Ik heb weer geluk, want ook nu werkt de zon een paar dagen van mijn geplande
week mee.
Deze reis staat in het teken van veel kerkramen en vooral die van piloten. De
ridders van het luchtruim spraken zeer tot de verbeelding, getuige de kerken
van oa. Beine-Nauroy en Sorbon. De medewerking van de Fransen is alweer
fantastisch. Experts werden opgetrommeld, burgemeesters betrokken
(Saint-Hilaire-le-Grand), omwegen gemaakt, bunkeringangen getoond (Auberive).
Ik blijf onder de indruk van zoveel behulpzaamheid.

Main de Massiges;
overblijfselen
|
De Fransen hebben hun best gedaan sinds 2006. Uiteraard is de Main de
Massiges veranderd in een waar slagveld, maar ook vele kapelletjes,
monumenten, bunkers en plaques zijn voorzien van informatieborden en foto’s
uit het verleden. Het Centre d'interprétation van Suippes is een fraai en
verzorgd centrum. Her en der zijn burgerinitiatieven succesvol geweest, zoals
bij het herstel van de ruïnes van Nauroy. Niet alle begraafplaatsen zijn in
goede staat, maar het is lang niet meer zo slecht als het tien jaar geleden
was.
De herdenking heeft dus zijn vruchten afgeworpen. De reis is succesvol tot
dag 4, wanneer de regen gestaag valt. De ring Brussel kost me ruim een uur,
maar de Champagne heeft, honderd jaar na de verschrikkelijke gevechten, een
historisch verzorgde indruk achter gelaten. Hulde aan de Fransen.
Oktober 2015: Chemin des Dames
Al in april had ik
naast de Champagne de Chemin des Dames voorbereid, dus de herinnering werd al
wat roestig. Een goede vriend van me is nieuwgierig naar het fenomeen frontreis,
en samen trekken we op zondagmiddag richting ons hotel in Soissons.
Het terrein van de Chemin is geen makkie. De honderden grotten, de
hoogteverschillen, bochtige wegen en de soms onmogelijke locaties van graven
en monumenten beloven wat. Vanaf de vroege maandagmorgen doorkruisen we het
gebied van de Chemin, op kaarten beter bekend als de D18CD. We vorderen de
eerste dag gestaag, ondanks de mist.
Op dinsdag staan vrijwel alleen wandelingen gepland omdat veel locaties voor
de auto onbereikbaar zijn.. Als modderige zwervers doorkruisen we landerijen
en bossen, en de goede voorbereiding maakte dat vrijwel alles kan worden
gevonden.
De Chemin is in
bijna alle oorlogsjaren een angstaanjagende barrière geweest, een feit dat we
ons al wandelend realiseren. De Britten achtervolgden de Duitsers na de slag
aan de Marne in 1914, de Fransen probeerden de Duitsers van de hoogten af te
krijgen in 1915, 1916 en 1917 (Nivelle) en de Duitsers overvielen de regio in
1918 tijdens de tweede slag aan de Marne. Per monument en soms zelfs per graf
zijn deze bloedige pogingen te traceren, maar de steile hellingen en diepe
ravijnen moeten een waar drama zijn geweest.
De Chemin is de
laatste jaren opgeknapt. Veel monumenten zijn voorzien van informatieborden
en er is wat afgemetseld om de vele bouwvallen weer in goede vorm te krijgen.
Een enkele gedenksteen is overigens voor de subsidies kennelijk niet in
aanmerking gekomen. Sommige renovaties doen de herinnering geen goed. OK, De
molen van Laffaux (Moulin de Laffaux) was een rommeltje, maar is nu een soort
attractiepark, volgezet met keurige steentjes in eigen perkjes. Ik weet wel
wat ik authentieker vind..
Een vreemde gewaarwording is ook de snelweg die nu de Chemin beheerst. Het
komt de sfeer van een oud slagveld allerminst ten goede. Maar doorsnee is
keurig werk verricht. Opvallend is trouwens ook het vandalisme wat hier
zichtbaar is. Duitse begraafplaatsen zijn door gestoorde geesten vernield, en
het prachtige en beroemde monument op het Plateau de Californie is gejat door
even gestoorde koperdieven.
De woensdag en
donderdag verlopen soepel. Hoewel het weer grijs blijft, komen we droog de
dagen door en koersen terug naar huis met ruim 2000 foto’s op de schijven en
het goede nieuws dat mijn goede vriend een fraaie inkijk heeft gekregen in
het fenomeen frontreis...
Mei 2016: Somme en
Aisne
Het tweede weekend
van mei belooft glorieus weer.
De zon is vanaf half zeven aan de einder en blijft tot zeker 9 uur het land verwarmen.
Ideaal om de MX de sporen te geven, dit keer naar het gebied tussen de Somme
en de Aisne, grofweg tussen Amiens en Soissons.
Knalgele koolzaadvelden, wolken stuifmeel en intense kleuren verwelkomen ons
als we vlak voor Amiens de snelweg afgaan. Wat is het een genot om weer terug
te zijn na de lange winter.
Ik heb veelteveel voorbereid, dus we gaan het niet allemaal halen, maar dat
is niet erg. We navigeren over het plateau waar in ’14, ’16 en ’18 intens
gevochten is. De graven vertellen het verhaal, terwijl we langzaam
zuid-oostwaarts koersen.

Hourches Orchard
Cemetery tussen koolzaad
|
Veel Canadese en Australische stenen; de zwarte dag van het Duitse leger in
augustus 1918 vroeg een hoge prijs.
We verkennen de tankslag aan de Matz, waar Mangin de Duitse linies voorgoed
terugdrong.
Cantigny was de eerste plek waar de Amerikanen werden ingezet. De beroemde
big red one veroverde het dorp, dat op een steile richel ligt. Zelfs nu,
gezeten in een moderne cabrio, is dat een prestatie.
Ook deze trip zien
we veel prachtige kerkvensters en ontmoeten daardoor veel hulpvaardige
Fransen; burgemeesters, dorpshistorici, kosters, oudere dames die
sleutelbeheerder zijn. Het levert weer prachtige verhalen en herinneringen
op.
De avonden brengen we door in een nabijgelegen restaurant, waar ze ons na
vier dagen wel kennen. Op zondagmiddag sluiten we af met La machemontoise,
een grottencomplex vol graffiti en uitgehakte voorstellingen. De poilu’s van
toen waren echte handwerkers en maakten de mooiste voorstellingen.
Ik krijg een tour door het complex aangeboden van de vrolijke beheerder,
terwijl mijn vrouw achterblijft met zijn vrouw. Een unieke ervaring ter
afsluiting van een unieke, zomerse vierdaagse. De files in Frankrijk, Belgie
en Nederland nemen we voor lief.

Renault tank bij
het musée d ‘Armistice
|
In juli vinden we
drie dagen om nog een kleine veegronde te doen tussen Amiens en Soissons.
Met een nieuwe MX
trotseren we de hoosbuien rond Antwerpen en melden ons in Saint Quentin voor
een succesvolle dag langs overgeslagen, eerder niet gevonden of genegeerde
plekken. Kerken gaan open, monumentjes blijken goed vindbaar; alles loopt
gesmeerd. Ik heb 2 dagen geschat en 3 gepland, dus dag drie kunnen we rustig
het musée ‘Armistice en Musée Serge Ramond bezoeken.
Het musée d
’Armistice is wat stoffig; alleen de vele vue stereoscope’s zijn de moeite
van een bezoek waard.
Musée Serge Ramond
is echter something else. Ramond reisde zijn hele leven kastelen,
gevangenissen en grotten in Europa langs om afdrukken te maken van de vele,
vaak prachtige graffiti. Een grote zaal is gereserveerd voor de kunst van
soldaten tijdens de grote oorlog. Een plek om te watertanden, maar ook de
rest van de 24 zalen is uit de kunst. We waren er een middag helemaal alleen.
De terugweg na een
succesvol stuk vegen is een schrikbeeld dat geen werkelijkheid wordt. We
scheuren snel en foutloos naar huis en trakteren onszelf op een Big Mac..
mei 2017: de zuidelijke Vogezen
In mei kondigt zich
een hittegolf aan in de Vogezen. Het is erg lang geleden dat ik de prachtige
slagvelden daar heb verkend, en hoog tijd om een verdiepingsslag te doen. De
winter helpt me tijdens de korte dagen uren en dagen te speuren.
25 tot 30 graden,
meldt de app. De slagvelden van de Vogezen op en af wandelen bij dertig
graden is verre van ideaal. Maar we gaan ervoor. Een hotelletje in Mulhouse
ligt perfect ten opzichte van de Belfort- passage en de uitlopers van het
oude laaggebergte, Thann en de Hartmannswillerkopf.

De auteur op de
Sandgrübenkopf tussen de zerkjes van het Uhlanen-kerkhof
|
In alle vroegte
bereiken we de volgende morgen de grens bij Pfetterhouse na een rit vol
Baustellen.
De herdenkingen
hebben ook hier een positieve uitwerking gehad. Alles is nu gemarkeerd,
voorzien van informatieborden en zelfs een Zwitserse observatiepost is keurig
nagebouwd. Het bevalt me niks, die keurig geplaveide paden. De charme van de
ontdekking ontbreekt, de ruwe kantjes zijn keurig opgeschilderd en
weggeschuurd. Vanaf dit eindpunt van de loopgraven werken we ons een weg
richting het noorden en de bergen.
Dit gebied is aantrekkelijk vanwege de begindagen van de Grote Oorlog, de
naïviteit, de schoonheid van monumenten, de beperkte en oorspronkelijke
slagen die hier gevoerd werden. Zodra de Vieil Armand in beeld komt nemen
echter loopgraven, prikkeldraad en de loodzware en grimmige berggevechten het
over.
We doorkruisen de
streek, vinden charmante musea, schitterende bergpaden, monumenten in het
niets, complete linies vol prikkeldraad, kriptes, observatieposten en
kerkhofjes op bergwanden. Na vier dagen van lange wandelingen, kronkelige
wegen en warme gastvrijheid weet ik het zeker; de Vogezen zijn mijn favoriete
slagveld.
Uren zwerven langs
de oude linies, het gevoel dat de poilu’s hier nog kunnen ronddolen, de ruwe
schoonheid van het landschap; deze trip gaat de boeken in als de
herontdekking van het zuiden. Het is de afstanden waard, het geklauter, de zweetdruppels,
de lange dagen. De terugrit door Duitsland is een loflied op de geschiedenis.
En dit was pas deel 1 van een drieluik wat ik dit en volgend jaar wil
afmaken...
.jpg)
Dorpsmonument van
Hohrod, in een haarspeldbocht richting le Linge
|
September 2017: de centrale Vogezen
De nazomer nodigt
niet uit tot een paar dagen Vogezen. In de nattigheid is het namelijk een
weinig vergevingsgezinde omgeving; wegen en bospaden zijn erg glad en onder
de bomen is het vochtig en kil. Maar halverwege september lijkt een onzichtbare
kracht de buien weg te vegen en ontstaan zomaar vijf rustige, zonnige dagen.
Op een donderdagmorgen om 3 uur s ’nachts rijd ik naar Munster, toch nog 6,5
uur vol gas.
Frontreizen door de
Vogezen is volstrekt uniek. Nergens is nog meer te vinden dan op de reeks van
toppen vanaf de Vieil Armand naar het noorden. Tot voorbij Senones is elke
hoogte raak, zijn oude stellingen, monumenten en inmiddels vaak lege
begraafplaatsjes te vinden voor wie de inspanning wil doen: want het kost
moeite en is erg rewarding- anders dan de toeristische Westhoek of de
gecultiveerde Somme biedt de Vogezen een speurtocht met onvolprezen
authenticiteit. Het is ook belangrijker de lokale bevolking in te schakelen.
Het scheelt uren speuren, en vaker dan elders komen onbekende locaties of
monumenten voorbij.
Mijn inschatting is
dat nog niet de helft van de wetenswaardige plekjes op het net gepubliceerd
is. Een naslagwerk over de Munster vallei bood een schat aan prachtige
herinneringen; wat betekent dat wel niet voor de gehele linie?
Ik heb veel kaarten
mee maar verwacht geen hoog tempo. Dat blijkt een prima inschatting. Al op de
eerste morgen kom ik tot mijn spijt en verbazing niet verder dan een
monumentje en een grafsteen. Geen goed teken. Maar naarmate de uren
verstrijken begint het te lopen en rijgen de fraaie, zonovergoten locaties
zich aaneen.
Het lijkt alsof
hier de oorlog effectief begin 1916 was afgelopen. Vanaf dat moment vroegen
Verdun, de Somme en alle andere gruwelen alle aandacht. Tot eind 1915 echter
is sprake geweest van afschuwelijke slachtingen, die tienduizenden levens
eisten, en die nu verworden zijn tot voetnoten, of lokaal herdachte
gebeurtenissen. Alleen eind 1918 komt op de grafstenen vaak terug als
sterfdatum.

Monument voor de
poolhonden die tijdens de winter werden getraind en ingezet door de Franse
troepen
|
Misschien wel een
van de mooiste dingen aan een frontreis in dit gebied is de schoonheid en
stilte tijdens de wandelingen over de slagvelden van toen. Een landschap vol
gleuven, gaten en bulten, bunkers, prikkeldraad, gedenksteentjes en
cimetières en er is in al die natuur vrijwel niemand; niemand dan de herten,
zwijnen en roofvogels boven mijn hoofd. Het maakt ook deze vijf dagen
onvergetelijk, en het hotelletje in Orbey maakt dit af. De zorgzame madame
zit elke morgen vroeg klaar met het ontbijt, want alleen die rare Nederlander
wil half zeven al ontbijten.
En s ’avonds vraagt ze bezorgd, kijkend naar mijn uiterlijk, of alles wel
goed was gegaan. Tres bien madame. Tres tres bien....
Januari 2018: Meaux
en le Quesnoy
Het
nieuwe museum in Meaux, het grootste in zijn soort en gebaseerd op de enorme
collectie van Jean-Pierre Verney, stond al sinds de opening op mijn
lijstje. De moderne kolos ligt aan de noordkant van Meaux, op een steenworp
van Disney en Parijs. Naast het Monument American, een gedrocht wat destijds
geschonken is om de relatie tussen de VS en Frankrijk te bevestigen, is het
museum verrezen.
Samen met een goede vriend koers ik op zaterdagmorgen door het winterse
Frankrijk, tegenwoordig maar een ritje van een uur of 4.
Het
museum lijkt uit de grond te komen. Wie van het monument American naar het
zuiden loopt , kan halverwege het dak van het museum per trap naar binnen. De
enorme officiële entree loopt feitelijk
juist onder het museum door. Een monument voor Gallieni en enkele stukken
wapentuig bewaken de ingang. De uitgebreide winkel en de entree zijn
gecombineerd. Voor een tientje heb je de hele dag toegang.
Binnen is er een enorme centrale hal, met diverse toegangen tot thematisch
ingerichte zalen. Zo vinden we Propaganda, munitie, de grote slagen van 1916,
uitrusting, uniformen, en een ruime sectie Verenigde Staten. De Amerikanen
zijn sowieso alom aanwezig.
Het museum is prima verzorgd (wat ook wel mag voor 30 miljoen Euro) en goed
voor uren dwalen. Je kunt probleemloos gaten schieten in de opzet (de focus
ligt op het Westelijk front, maar over de Vogezen is vrijwel niets terug te
vinden, de rest van de wereld komt nauwelijks aan bod) maar het is onbetwist
een indrukwekkende collectie.
Zelf blijf ik meer van de stoffige kleine musea zoals op N.D. la Lorette of
Romagne ’14-’18.
.jpg)
Monument voor de
Nieuw-Zeelanders die op 4 november 1918 de stadswal van le Quesnoy
beklommen
|
We
rijden op de terugweg langs le Quesnoy, een mooi versterkt stadje op de
Frans-Belgische grens. De Nieuw-Zeelanders klommen onder mistige
omstandigheden over de wal en wisten de stad zo vrijwel zonder schade of
slachtoffers te bevrijden.
De hele stad ademt Nieuw-Zeeland, en binnenkort opent dit land haar enige
museum over de Eerste Wereldoorlog dan ook in het voormalige politieburo.
Terwijl de temperatuur op het vriespunt hangt, rijden we vervolgens vlot
huiswaarts. Een intensief en productief weekend !
|
- U-
Home
|