mei 2017: de zuidelijke Vogezen
In mei kondigt zich een hittegolf aan in de Vogezen. Het is erg lang geleden dat ik de prachtige slagvelden daar heb verkend, en hoog tijd om een verdiepingsslag te doen. De winter helpt me tijdens de korte dagen uren en dagen te speuren.
25 tot 30 graden, meldt de app. De slagvelden van de Vogezen op en af wandelen bij dertig graden is verre van ideaal. Maar we gaan ervoor. Een hotelletje in Mulhouse ligt perfect ten opzichte van de Belfort- passage en de uitlopers van het oude laaggebergte, Thann en de Hartmannswillerkopf.
In alle vroegte bereiken we de volgende morgen de grens bij Pfetterhouse na een rit vol Baustellen. De herdenkingen
hebben ook hier een positieve uitwerking gehad. Alles is nu gemarkeerd,
voorzien van informatieborden en zelfs een Zwitserse observatiepost is keurig
nagebouwd. Het bevalt me niks, die keurig geplaveide paden. De charme van de
ontdekking ontbreekt, de ruwe kantjes zijn keurig opgeschilderd en
weggeschuurd. Vanaf dit eindpunt van de loopgraven werken we ons een weg
richting het noorden en de bergen.
We doorkruisen de streek, vinden charmante musea, schitterende bergpaden, monumenten in het niets, complete linies vol prikkeldraad, criptes, observatieposten en kerkhofjes op bergwanden. Na vier dagen van lange wandelingen, kronkelige wegen en warme gastvrijheid weet ik het zeker; de Vogezen zijn mijn favoriete slagveld.
Uren zwerven langs de oude linies, het gevoel dat de poilu’s hier nog kunnen ronddolen, de ruwe schoonheid van het landschap; deze trip gaat de boeken in als de herontdekking van het zuiden. Het is de afstanden waard, het geklauter, de zweetdruppels, de lange dagen. De terugrit door Duitsland is een loflied op de geschiedenis. En dit was pas deel 1 van een drieluik wat ik dit en volgend jaar wil afmaken...
September 2017: de centrale Vogezen De nazomer nodigt niet uit tot een paar dagen Vogezen. In de nattigheid is het namelijk een weinig vergevingsgezinde omgeving; wegen en bospaden zijn erg glad en onder de bomen is het vochtig en kil. Maar halverwege september lijkt een onzichtbare kracht de buien weg te vegen en ontstaan zomaar vijf rustige, zonnige dagen. Op een donderdagmorgen om 3 uur s ’nachts rijd ik naar Munster, toch nog 6,5 uur vol gas.
Frontreizen door de Vogezen is volstrekt uniek. Nergens is nog meer te vinden dan op de reeks van toppen vanaf de Vieil Armand naar het noorden. Tot voorbij Senones is elke hoogte raak, zijn oude stellingen, monumenten en inmiddels vaak lege begraafplaatsjes te vinden voor wie de inspanning wil doen: want het kost moeite en is erg rewarding, anders dan de toeristische Westhoek of de gecultiveerde Somme biedt de Vogezen een speurtocht met onvolprezen authenticiteit. Het is ook belangrijker de lokale bevolking in te schakelen. Het scheelt uren speuren, en vaker dan elders komen onbekende locaties of monumenten voorbij.
Mijn inschatting is dat nog niet de helft van de wetenswaardige plekjes op het net gepubliceerd is. Een naslagwerk over de Munster vallei bood een schat aan prachtige herinneringen; wat betekent dat wel niet voor de gehele linie?
Ik heb veel kaarten mee maar verwacht geen hoog tempo. Dat blijkt een prima inschatting. Al op de eerste morgen kom ik tot mijn spijt en verbazing niet verder dan een monumentje en een grafsteen. Geen goed teken. Maar naarmate de uren verstrijken begint het te lopen en rijgen de fraaie, zonovergoten locaties zich aaneen.
Het lijkt alsof hier de oorlog effectief begin 1916 was afgelopen. Vanaf dat moment vroegen Verdun, de Somme en alle andere gruwelen alle aandacht. Tot eind 1915 echter is sprake geweest van afschuwelijke slachtingen, die tienduizenden levens eisten, en die nu verworden zijn tot voetnoten, of lokaal herdachte gebeurtenissen. Alleen eind 1918 komt op de grafstenen vaak terug als sterfdatum.
Misschien wel een van
de mooiste dingen aan een frontreis in dit gebied is de schoonheid en stilte
tijdens de wandelingen over de slagvelden van toen. Een landschap vol
gleuven, gaten en bulten, bunkers, prikkeldraad, gedenksteentjes en
cimetières en er is in al die natuur vrijwel niemand; niemand dan de herten,
zwijnen en roofvogels boven mijn hoofd. Het maakt ook deze vijf dagen
onvergetelijk, en het hotelletje in Orbey maakt dit af. De zorgzame madame
zit elke morgen vroeg klaar met het ontbijt, want alleen die rare Nederlander
wil half zeven al ontbijten.
|
|||
- U- |