Juli 2011:
Charleroi, Namen en Dinant
De
zomer van 2011 gaat de geschiedenis in als een van de natste in de historie.
Als je dan ook nog richting Charleroi reist, is het dubbel grijs en miezerig.
Ik rij bij Namen de snelweg af en duik spoorslags de geschiedenis in bij
Champion. De twee spiedende soldaten in steen op het kerkhof, een Frans, een
Belgisch, geven precies weer wat er in deze regio centraal stond; de warrige
en onrustige samenwerking tussen de 2 landen in een poging het machtige
Duitse leger eerst de pas af te snijden en daarna tegen te houden aan Maas en
Sambre. Ik
rij door Namen, wat opvallend weinig herinneringen koestert aan die warme
augustusdagen in 1914. Langs de Maas is de oude vestingstad best charmant en
de vesting zelf torent als een grijze hoekige massa boven de stad uit. Bij
het VVV gaan ze drie kwartier eerder open om me van dienst te zijn, dat is
hartverwarmend, maar verder is het koud en nat. 12 graden eind juli!
Van Namen is het niet ver naar Dinant, een
beladen naam vanwege de schokkende massamoord op honderden burgers. Je mag
kwaad zijn dat je beschoten bent, maar kinderen, baby’s en vrouwen executeren
was en is een wandaad. De citadel is kermis, volksvermaak. Stuitend dat in de
winkel niets te vinden is van echte waarde; alleen plastic uit Hong Kong. En
het blijft koud en grijs. De Franse grens is luttele kilometers verderop,
geen klassieke invasie dus wat de Fransen presteerden, bijna een wandeling in
de achtertuin. Dat er hard is gevochten om de nu zo charmante Maasstad staat
vast. Kleurrijk elan contra goed getrainde en gedisciplineerde troepen.
|
Ik rij door het
landschap van de Sambre, tussen Namen en Charleroi. Een rommelig schouwspel,
veel industrie, grijze dorpjes. Hier en daar een spoor van heldendaden, meest
vervallen monumenten, een enkele begraafplaats. De Fransen in Auvelais liggen
prachtig op hun heuvel boven de rivier.
Charleroi zelf is grijs in vrijwel alles. Omringd door oude wijken en massa’s
industrie heeft het alle glorie lang verloren. Enkele monumenten, veel graven
en straatnamen herinneren aan het feit dat hier Duitsers en Fransen slaags
raakten in de straatjes. Ik ben blij dat ik de stad uit kan en de groene
velden ten zuiden van de stad in kan rijden. Soms duikt een eenzame obelisk
op om voorbijgangers te wijzen op enkele bloedige dagen honderd jaar geleden.
Franse en Duitse graven in het bos zijn nu een mooie plek, rustig en
verzorgd. In een kring rond de stad liggen de Nécropoles van de verliezers,
de kruizen allemaal voorzien van augustus 1914. Soms zie je de grote legers
voorbij trekken op de smalle wegen, het koren in de velden. Zoveel verschil
in sfeer en omgeving is er niet. En het blijft regenen en koud zijn. Het
hoort zo bij deze streek dat ik stoïcijns blijf fotograferen. Want zo hoort het.
Grijs.
Belgische
graven in Masnuy-Saint-Pierres bij Mons
|
September 2011: Mons
Lang heb ik de fraaie streek rond Mons links laten liggen. De schermutseling
tussen de vijf Britse divisies, vers geland in Frankrijk, en het machtige
Duitse leger op Joffre’s linkerflank is flink uit zijn proporties gegroeid in
de loop der jaren. Vergeleken bij de enorme Franse slachtpartijen in de
Ardennen en in Lotharingen was French’s eerste beproeving marginaal. Toch
heeft Mons iets magisch. Voor velen begon- en eindigde het daar; een
prachtige plek aan de Chaussee de Bruxelles is waar je twee monumentjes
vindt: het eerste treffen en de plek waar de Canadezen op 11 november 1918
halt hielden- precies tegenover elkaar. Ertussen 20 miljoen doden en de meest
ingrijpende periode van de 20ste eeuw!
Het is plezierig rondrijden en zoeken. Zoals vrijwel alle Brits georiënteerde
slagvelden wordt er veel aandacht besteed aan ontvangst, routes en
monumenten. Flénu en St. Symphorien Military Cemetery maken het meeste
indruk. Het weer zit mee en zo resten enkele plezierige dagen in zuid-België.
|