September
2005: Op reis
1 september 2005 is het zover. Met een auto vol bagage, camera-apparatuur,
naslagwerken, boeken, kaarten en gidsen rij ik richting Nieuwpoort aan de
Belgische kust.
Ik ben zo bezig met de komende ontdekkingstocht, dat ik vergeten ben een jas
mee te nemen. Die zou ik de volgende weken niet missen: de nazomer heerst.
Al direct bij de roemruchte sluisdeuren van Nieuwpoort, die in het zicht van
de Duitsers eind 1914 werden opengezet, komt de Grote Oorlog je overal
tegemoet.
Ik zie routes, verwijzingen, standbeelden, plaketten, een granieten leeuw,
een Belgische koning in een zuilenkring.
Ik sta op de uiterste westpunt van het Westelijk Front. De linie
liep destijds tot in de Noordzee door. Het begin van een reis die zou
eindigen aan de Zwitserse grens.
|
Gedenksteen op
de heide bij Ede
|
De IJzer
Het vlakke land rond de IJzer brengt je meteen in de sfeer. Naargeestig, met
dorpjes zonder hart of karakter. gedenkstenen, stilte.
Defensie is beheerder van de "Loopgracht der dood" of
"loopgraaf des doods". In een bocht van de IJzer is het destijds
gevaarlijkste deel van het Belgisch front min of meer bewaard gebleven. Het
staal-met-glas toegangsgebouw inclusief militair is nieuw. De Grote
Oorlog leeft.
Ik volg de rivier langs grijze gehuchten en begraafplaatsen. De tijd
heeft hier stilgestaan.
Diksmuide heeft haar oude hart met een middeleeuws karakter weer opgebouwd,
maar je weet dat het nep is, nagemaakt oud.
Een naargeestige streek, zelfs op deze mooie dag.
|
Toegangshekje tot een Duitse begraafplaats
|
Ieper
Ik rij de Engelse frontlijn binnen ten noorden van Ieper. De groene bordjes
van de Commonwealth War Graves Commission glanzen op iedere hoek van de straat.
Dit groene en heuvelachtige deel van België is charmanter, warmer.
Een paar kilometer verderop vond destijds de eerste gasaanval plaats. De
zonnige herfstdag blokkeert mijn voorstellingsvermogen. Zoveel boeken en
indrukken achter de rug, maar het kan er gewoon niet in; het gaat boven de
pet.
Dat is het eerste sein dat alléen reizen nadelen heeft. Je bent flexibel, dat
wel. Maar niet kunnen klankborden is in deze situatie geen prettige ervaring.
Ik rij de hele dag rond tussen dorpjes die Britse en Duitse historie
hebben geschreven. Langemark. Sint Juliaan. Poelkapelle. Passendale. Ik kom
duizenden en duizenden gegraveerde namen tegen. Het landschap is lieflijk en
charmant in de nazomerzon. Verwarring.
De dagen erna neemt de verwarring toe. Het "In Flanders Fields"
museum in de stad Ieper is bijna charmant. De destijds van de aardbodem
verdwenen stad leeft weer alsof er nooit...En toch zijn veel etalages, namen,
gebouwen Brits getint, doordrenkt van historie.
In de avonduren maak ik onder de Menenpoort de beroemde "last post"
mee, samen met honderden veteranen, militairen, burgers.
Na drie dagen frontreizen wordt me dat teveel. In de wanden staan 60.000
namen. "They shall not grow old". Britse traditie contra Hollandse nuchterheid.
De traditie wint. Ik ben diep geroerd.
|
De Duitse kruizen, zwart zoals bij verdrag vastgelegd
|
Armentières-Arras
Na verscheidene dagen rond Ieper ga ik zuidwaarts. De herinneringen zijn overal.
De begraafplaatsen zien er uit of ze enkele maanden geleden zijn aangelegd.
Sommige gedenktekens zijn van recente datum, zoals het Ierse, ten zuiden van
Mesen waar eens de roemruchte mijnenslag plaatsvond om de bescheiden
heuvelrug.
Als ik de Franse grens oversteek kom ik in een landschap terecht vol donkere,
robuuste constructies. Blockhäuser, die de Duitse verdedigingslinie vormden.
Het is te duur om ze op te ruimen. Duitse grondigheid. De boeren ploegen er
omheen. Rond Lille liggen Duitse begraafplaatsen, somber en indrukwekkend.
De golvende landbouwstreek baadt in de zon. Nauwelijks dorpjes, een enkel
huis. Midden in het landschap vind ik een bronzen Australiër met z´n maat op
zijn schouders. De Aussies maakten hier kennis met het Westelijk front na de
nederlaag op de landengte van Gallipoli.
Om aan Europa te wennen mochten ze hier, 20.000 km van huis, sterven voor
koning en vaderland; en voor enkele meters saaie landbouwgrond. Een niet
noodzakelijke afleidingsmanoeuvre, een voetnoot in de geschiedenis.
Ik rij dagen door de regio, richting het heropgebouwde Arras. Op een
zondagmorgen sta ik op een heuvel bezaaid met loopgraven,
gedenkstenen en kruizen. Uit een kapel klinkt samenzang.
Notre Dame de Lorette.
Opnieuw dringt het besef bij me door dat de witte bladzijden in de boeken die
ik las over leven en dood gingen. Leven is hier niet meer. De zon, de
duizenden graven en de samenzang roepen emoties op. Ik moet even naar huis
bellen. Veel doden, weinig gewonden, grap ik. Maar toch blij dat ik even kon
praten.
Aan de overzijde van de vallei zie ik het Canadese monument van Vimy
liggen. Hemelsbreed een paar kilometer verder; een fractie van de reis die de
Canadezen naar deze uithoek moesten maken. Ik rij van Franse naar
Canadese historie. Van graven naar nog meer graven. De Canadezen flikten het.
Op Vimy leer ik nog iets; een overgroot deel van de oorlog en de gevechten
vond ondergronds plaats. Erover lezen is 1, maar het ervaren...
Een keurig herstelde gang onder de heuvelrug biedt iets van de sinistere
smerigheid, beklemming en duisternis van toen. De Canadese studente die ons
rondleidt is echter te vrolijk en te jong om de juiste sfeer te raken. Aan
het einde van een lange middag beklim ik Vimy Ridge en kijk uit naar
Mericourt. Het belang van de heuvel en daarmee de hevige strijd die met de
verovering gepaard ging is duidelijk. Om Canadese soldaat te zijn en dan dit
te zien. Moet indruk hebben gemaakt, stel ik vast. Het witte gedenkteken ook;
prachtig en verpletterend.
Op de reis tref ik begraafplaatsen voor Tsjechen, Polen, Russen, Chinezen,
Indiërs, Italianen en Portugezen, Zuid-Afrikanen, Marokkanen,
Nieuw-Zeelanders.
Kolonialisme aan het westelijk front.
|
Naam van een wandelpad bij Compiègne
|
Arras, Cambrai en St. Quentin
Vanuit Arras maak ik trips naar het oosten, naar Cambrai. De geallieerden
deden er jaren over, voor mij is het een uurtje.
Boeiend is te zien hoe de Britten naar het oosten optrokken. De
begraafplaatsen geven de koers aan. Modern Frankrijk slalomt middels
industriegebieden, TGV en snelweg om die keurige tuintjes met marmeren stenen
heen.
Oud en nieuw. Merkbaar is ook dat dit een streek is waar de loopgraven
overgingen in een bewegingsoorlog. Hier komen ook de Amerikanen in beeld, die
in 1918 de balans deden doorslaan.
Ik bezoek het Souterrain de Riqueval, waar de beroemdste foto uit
de oorlog is gemaakt. Duizenden soldaten die op de hoge oevers van het kanaal
luisteren naar hun bevelhebber.
De intensiteit van de loopgravenlinies ontbreekt hier.
Aan het einde van een prachtig warme dag bezoek ik het graf van
dichter/soldaat Wilfred Owen op een dorpsbegraafplaats van het
slaperige dorp Ors.
"..And there out-fiending all its friends and flames
with superhuman inhumanities,
Long-famous glories, immemorial shames-
And crawling slowly back, have by degrees
Regained cool peaceful air in wonder-
Why speak they not of comrades that went under?"
Hij
sneuvelde enkele dagen voor het einde van de oorlog tijdens een heldhaftige
poging een kanaal over te steken..
|
Medailles
in een museum nabij Ieper
|
De
Somme
Na Arras brengen rustige landwegen me naar Gommecourt.
Ik reis vanaf half zeven, en de zon probeert elke morgen door de nevel heen
te breken. Bij Gommecourt begint het lugubere slagveld dat bekend staat als
de Somme.
Ik herken de namen van dorpen, maar niet de wereld waarin bovenmenselijke
inspanningen maandenlang tot vrijwel niets leidden.. Hamel, Beaumont,
Thiepval.
Het wereldnieuws werd in juli 1916 bepaald door wel of niet veroverde
boerderijen.
De Britten verloren bijna 60.000 man op de eerste dag. Ik stel me voor dat
een gemeente als Zeist, of Veenendaal, binnen 24 uur wordt uitgemoord.
60.000 man; D-day vergde minder slachtoffers en bood iets wat 1 juli 1916
onvindbaar was: succes.
Ik zwerf rond in het heuvelachtige en nevelige landschap. De hoeveelheid
gedenktekens en graven is overweldigend. Verder is het landbouw as usual.
Ten noorden van de Somme is veel te vinden, ten zuiden (waar de Fransen
aanvielen, schouder aan schouder met de Britten) is dat aanmerkelijk minder.
In dit noordelijk deel van het front overheerst het sombere, groteske Thiepval
Memorial.
In de wanden van dit torenhoge gedenkteken staan ruim 70.000 namen van
militairen die niet zijn
geïdentificeerd.
Wat?.. 70.000 jongens die bij gebrek aan DNA of iets herkenbaars in kil
marmer een plekje hebben gekregen. Niet meer gevonden. Geen herkenbaar
lichaam voor de familie.
Zoiets is in deze tijd, 90 jaar later, niet meer voorstelbaar. Na de tsunami
zochten we net zo lang tot iedereen geïdentificeerd was.
De Amerikanen hebben na 15 jaar in Vietnam nog 3000 vermisten, of
MIA´s.
Het was een andere tijd.
|
Het imposante Les Fantomes gedenkt de 2e Victorie aan de Marne
|
Het stadje Albert was destijds de mond waardoor het Somme-offensief werd
gevoed. Nu is het sfeerloos en probeert een graantje mee te pikken van het
vooral Britse fronttourisme. De weg tussen Albert en Bapaume was de slagader
van de slag. Elke meter is bevochten.
Hier werden voor het eerst rond Pozières tanks ingezet; duistere, langzame en
dodelijke machines, die de Duitse infanteristen de stuipen op het lijf
joegen.
De weg is nu op het oog een doorsnee verkeersader door Frankrijk met hooguit
meer gedenktekens dan elders.
Ten zuiden van de weg, op de noordoever van de vriendelijke Somme,
vonden mensonterende slagen plaats om stukjes bos, boerengehuchten en
heuveltjes.
Ik rij rond op dit zonnige toneel langs kruizen, bronzen soldaten, musea
en bordjes met beladen namen. Longueval. Flers. Fricourt. Over de
paar kilometer is ruim 5 maanden gedaan.
Ik rij en wandel enkele dagen rond in het gebied. In Peronne, een dorp
vlakbij de snelweg naar Parijs, is een prachtig museum ondergebracht in een
oude vesting. Het is keurig en georganiseerd, bijna on-Frans, en bijna haaks
op de chaos van la Grande Guerre.
Aan de zuidkant van de Somme hadden de Fransen minder moeite met de opmars;
meer ervaring en een tikje meer geluk. De Britse begraafplaatsen met stenen
gaan over in Franse met kruizen. Unknown wordt Inconnu.
Op een vroege morgen vlak bij Amiens, in de buurt van
Villers-Bretonneux, sta ik op een Australische begraafplaats. De zon komt op,
flarden nevel geven deze plek een statige en mysterieuze sfeer. De grafstenen
zijn klam. Hier werden de Duitsers, die het in 1918 nog een keer probeerden,
definitief gestopt. Weer de Australiërs.
Vanaf de heuvel zie ik de Somme glinsteren in het groen. Ik laat een van
de beruchtste slagvelden uit de geschiedenis achter me.
|
Franse begraafplaats ten noorden van Arras
|
De Marne
De rit voert naar het zuiden, richting Soissons en de Marne, langs de
slagvelden van 1918, toen de Duitse Kaiserschlacht het tij nog bijna deed keren.
De Marne is synoniem voor de aanval van Duitsland in 1914 en de laatste
poging in 1918. In beide gevallen bereikten ze Parijs niet, maar zagen het
wel liggen.
Uit mijn jeugd herinner ik me de heldhaftige Franse poging het gat te dichten
door alle taxi´s van Parijs in te zetten, vertaald in striptekeningen.
Zo´n beeld blijft je bij.
Deze overwinning van 1914 kent het meest onooglijke monument dat ik op mijn
reis heb gezien: een oranje vormeloze monoliet met inscripties, alsof het
graffiti betreft. Dan is de kapel van Dormans tenminste nog een bezoek waard.
De bejaarde beheerder vertelt honderduit: ik ben dan ook de enige bezoeker.
Wat overigens direct opvalt, is dat de zorg voor de monumenten op een veel
lager niveau staat dan in de Britse sector. Op websites kon ik ook al lezen
dat de overheid hier en daar steekjes laat vallen; spoorlijnen, verse
aanplant en nieuwbouw krijgen de voorkeur boven de historische frontlijn.
Tragisch.
Anderzijds: als je 800 km frontlijn door je land hebt lopen kan ik me voorstellen
dat je keuzes moet maken. Ook hier geldt: hoe hou je balans tussen de
belangen van heden en verleden?
De Marne-streek is boeiend omdat hier verschillende slagen en overwinningen
door elkaar worden herdacht. Gallieni´s taxi´s speelden in 1914, de pompeuze
Amerikaanse monumenten in o.a. Chateau-Thierry zijn van 1918. De Fransen
hebben de overwinning van 1918 herdacht met een prachtige beeldenpartij. Het
staat midden in het licht glooiende land en heet les Fantomes.
Ik fotografeer het met laagstaande zon, dramatisch. Het staat in schril
contrast met de bombastische Amerikaanse tempel in Vaux of de overdreven
dramatiek van een torenhoge vrouwenfiguur in Meaux.
Ik vind de eenzame kruizen, licht vervallen gedenkstenen en vergeten beelden
in de Franse dorpjes vele malen meer aansprekend en charmanter. Amerika mag
dan een belangrijke rol hebben gespeeld in het laten doorslaan van de
balans, een wat bescheidener eerbetoon zou passend zijn.
Wat hier ook weer opvalt, zijn de door particulieren opgerichte gedenkstenen
voor gevallen familieleden. Zowel Franse en Britse stenen zijn hier te
vinden in de weilanden langs de weg, en soms midden in de bossen op
wegsplitsingen.
Van een persoonlijke boodschap is vaak geen sprake.
In deze regio moeten veel kilometers worden afgelegd. Ik rij door de
provincie, van het ene sterretje op mijn kaart naar het andere. Generaal
Gallieni, die de taxi´s mobiliseerde, staat op zijn sokkel langs een
snelweg met zicht op Euro Disney. Zou de oude held zijn hoofd schudden als
hij dit wist?
De streek is groen, heuvelachtig en aantrekkelijk. Er is ook meer verkeer:
Parijs ligt op een steenworp afstand.
|
De kreet waarmee veel monumenten in Frankrijk de passanten om
aandacht vragen
|
Ik rij door eindeloze bossen naar Compiègne.
Midden in het groen stopten hier eind 1918 twee treinen; een Duitse en een
Franse. Een wapenstilstand was het gevolg.
Nog geen vrede: die zou pas in 1919 volgen met het omstreden verdrag van
Versailles.
Compiègne doet heldhaftige pogingen om deze plek een historische
lading te geven. Maar meer dan enkele spoorlijnen en een betonnen
gedenkteken is het niet. Een klein museum is aardig, maar niet meer dan dat.
Compiègne biedt geen hart en ziel bij het drama ´14-´18.
Ik rij oostwaarts richting Soissons en steek daar de Aisne over.
Onderweg passeer ik keurige begraafplaatsen (Nécropoles, zoals de Fransen ze
noemen) met duizenden kruizen.
Even ten noorden van de rivier zoek ik de fundamenten van een Duits kanon,
waarmee Parijs indertijd beschoten werd; een zogenaamde Dikke Bertha.
Het dorpje la Feuillee slaapt. Op de locatie is een houtzagerij gevestigd,
net zo verlaten als het dorp. Ik rij rond op het terrein maar vind niets.
Geen bordje, geen verwijzing.
De Franse Slag..
Ik rij bijna een half uur rondjes om het dorp, probeer toegangen tot het bos
te vinden achter de houtzagerij. Tevergeefs.
Uiteindelijk rij ik achter het bedrijf langs over een onverharde bosgrond,
bespeur een doorgang in het bos en stuur ik de Ford brutaal het bos in.
En ja hoor.
De moraal van het verhaal is, dat ook hier de tastbare geschiedenis
wegkwijnt; er is geen enkele aandacht voor.
|
De Australiër nabij Fromelles
|
Chemin des Dames
Ik ben onderweg naar een stukje Frans front even ten noorden van de Aisne,
dat Chemin des Dames heet. Eigenlijk heet een oud karrenpad zo, aangelegd
voor het comfort van de dochters van Louis XVI, wier gevoelige achtersten de
normale, langere routes niet aankonden.
De Chemin is het hoogste deel van de noordoever: hiervandaan gaat het steil
kilometerslang naar beneden tot aan de rivier. Een verdediger zat hier
op rozen. De Romeinen, Napoleon en de Duitsers hadden die wetenschap gemeen.
Het is stralend weer als ik ter hoogte van Vaudesson de D18 op rij.
Vervallen monumenten. Borden zonder tekst. Een voor het publiek gesloten fort
(Malmaison). Het komt allemaal onverzorgd en onbeheerd over en irriteert me
direct.
Fransen!
Ik laat me niet kennen. Via een Duitse begraafplaats uit een volgende oorlog
weet ik toch het fort te bezichtigen.
Enkele kilometers verderop zoek ik het monument voor de 27me BCA, een
elitekorps wat uiteindelijk de Chemin bereikte. Vervallen en verkeerd
wijzende bordjes. Een boerenpad dat nergens naar toe gaat. Een kwartier
terreinrijden. En dan toch een gedenkteken, omringd door blockhäuser. Ik
vloek op de Fransen en ben trots dat ik heb doorgezet.
Verderop hebben de Fransen wel geïnvesteerd, maar daar is sprake van enorme
overdaad. De "Caverne du Dragon" is een tunnelcomplex net
onder de top van de Chemin. In de tunnels is indertijd zwaar gevochten om
meters en hoeken.
Een Fransman vertelt dat de toegang tot de Caverne vroeger niet veel meer was
dan een houten hek. Recentelijk is er een glanzend complex met bar, staal,
glas en kunst over de toegang geplaatst.
Zelfs binnen in de Caverne moet de bevlogen gids (die Engels spreekt met
passie, en dat midden in Frankrijk!) kleurrijk beelden schetsen waardoor
ik nadenk over de gruwelen die zich hier hebben afgespeeld.
Het nationaal monument Chemin des Dames is kleur- en reukloos. De kapeldeur
schakelt met een kille klik stemmige muziek aan, enkele vodjes kunnen worden
gekocht om de schrale pot te spekken.
Armoe troef.
|
Duitse deuren op een begraafplaats tussen N.D. de Lorette en
Arras
|
Een Franse generaal met teveel charisma en te weinig critici stuurde langs
het plateau de Californie het Franse leger, toch al danig geschokt door
Verdun, de dood in. De rebellie die volgde betekende effectief het einde van
de Franse gevechtskracht.
Op het plateau kijk ik uit naar het zuiden over half Frankrijk. Wat een
sukkel, die Nivelle. Dat is nou wat je "misdaad tegen de
menselijkheid" noemt.
Craonne werd volledig tot pulver gebombardeerd. Er is niets over dan een
verdwaalde baksteen. Het nieuwe Craonne is volstrekt sfeerloos, zoals dorpen
langs het hele front sfeerloos zijn.
Via nog meer monumenten en een serie begraafplaatsen kruis ik de Aisne weer
richting Reims.
Deze stad werd tot een icoon van de verwoestingen gedurende de Grote Oorlog.
Nu is het een chaotische Franse stad als vele andere. Ik rij door tot in het
hart, waar ik tegen zevenen aankom.
De kathedraal blaakt in de avondzon.
De kerk is van buiten en van binnen adembenemend, vrijwel alles is van na
1920. Het is zo´n prachtige ervaring dat ik de aanblik met thuis deel.
Om de stad ligt een fortenring die de Duitsers deels de toegang tot de stad
bleef ontzeggen.
Fort de la Pompelle, aan de oostkant, is een hoop puin en stenen, maar in de
ingewanden bevindt zich een museum. De Duitsers kwamen tot in de fortgracht.
Het is het meest oostelijke punt van deze eerste reis.
Een drukke vierbaans autoweg zorgt voor veel lawaai. Een tricolore wappert
trots boven op het eens zo trotse fort.
De volgende dag reis ik terug naar Nederland. Nog maanden word ik achtervolgd
door locaties, prenten, muffige musea, vergezichten en beklemmende ruimtes.
En door de kathedraal van Reims, die de pracht en praal van een vredige
wereld vertegenwoordigt.
|
Eenzaam
en verwaarloosd monument in het Somme-gebied
|
- U-
Home
|